Het evangelie naar Johannes

Hoofdstuk 12: Zalving door Maria van Bethanië
Jezus dan kwam zes dagen vóór het pascha in Bethanië, waar Lazarus was, de gestorvene, die Jezus uit de doden had opgewekt. Zij maakten daar dan een maaltijd voor Hem klaar, en Martha diende; Lazarus nu was één van hen die met Hem aanlagen. Maria dan nam een pond balsem van onvervalste, kostbare nardus, zalfde de voeten van Jezus en droogde zijn voeten met haar haren af; en het huis werd met de geur van de balsem vervuld. Eén van zijn discipelen echter, Judas Iskariot, zoon van Simon, die Hem zou overleveren, zei: Waarom is deze balsem niet verkocht voor driehonderd denaren en aan de armen gegeven? Dit zei hij echter, niet omdat hij zich om de armen bekommerde, maar omdat hij een dief was en als degene die de beurs had, droeg wat erin werd gedaan. Jezus dan zei: Laat haar begaan; zij heeft dit bewaard voor de dag van mijn begrafenis. Want de armen hebt u altijd bij u, maar Mij hebt u niet altijd.
Dit ene gezin gaf temidden van een volk dat Hem verwierp aan Jezus de eer van de Vorst des Levens. "Ze richtten daar dan een maaltijd voor hem aan, en Martha diende en Lazarus was een van hen die met hem aanlagen."
Het was de eerste dag der week, die weldra de dag van opstanding en van Christelijke eredienst zou worden. Lazarus zat aan tafel als levend getuige van de opstandingskracht van Christus, terwijl Martha een beeld is van het dienen van Christus, en Maria van de dienst der aanbidding. Over de genodigden wordt niets gezegd; alleen is er sprake van Judas. Deze was op het punt zijn Meester te verraden en met verachting en veroordeling sprak hij over de liefdedaad van Maria voor haar Heer. Maria had wellicht zijn naderende dood voorzien en ze vond in de kostbare nardus een middel om haar verering en liefde voor haar Heiland te uiten. Hier zalfde ze de voeten van de Heer, een eerbetoon de Zoon van God waardig, en het huis werd vervuld met de geur van de balsem. In Zijn gemeente is zulke aanbidding het hoogste wat op aarde ons deel kan zijn en hetgeen Jezus van ons verwacht. "Als de Koning aan tafel is, geeft mijn nardus zijn geur." (Hooglied 1:12).

INTOCHT TE JERUZALEM

De volgende dag, toen de grote menigte die naar het feest was gekomen, hoorde dat Jezus naar Jeruzalem kwam, namen zij de takken van de palmbomen en gingen uit Hem tegemoet, en riepen: Hosanna! Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer, en: De koning van Israël! Jezus nu vond een jonge ezel en ging erop zitten, zoals geschreven staat: "Vrees niet, dochter van Sion; zie uw koning komt, gezeten op een ezelsveulen". Dit begrepen zijn discipelen eerst niet, maar toen Jezus was verheerlijkt, toen herinnerden zij zich dat dit van Hem geschreven stond en dat zij dit met Hem hadden gedaan.
Hoewel er zulk een haat tegen Jezus was, en het besluit om hem te doden bij de leiders vast stond, werkte de kracht van God op een grote menigte om getuige te zijn van de intocht van Gods Zoon in Jeruzalem. De palmtakken zijn een beeld van de toekomstige rust en zegen van het volk. De menigte riep uit: "Hosanna, Gezegend hij die komt in de naam van de Heer, de koning van Israël." Dit is een tekst uit Psalm 118 die de vestiging van het koninkrijk na de overwinning van de Messias over de natiën beschrijft. Hier wordt ook Zacharia 9:9 aangehaald: "Vrees niet, dochter van Sion, zie uw koning komt, gezeten op een ezelsveulen." In dit evangelie vindt Hij zelf het veulen en gaat zelf daarop zitten, want in de kracht van Zoon van God komt HIj als koning van Israël Jeruzalem binnen. Ook is opvallend dat de woorden van Zacharia: "Verheug U, dochter van Sion" hier veranderd zijn in "Vrees niet, dochter van Sion", want er school al groot gevaar in het toejuichten van Jezus; de door de leiders reeds ter dood veroordeelde.

DE VRAAG DER GRIEKEN

Nu waren er enkele Grieken onder hen die opgingen om op het feest te aanbidden; dezen dan gingen naar Filippus, die van Bethsaïda in Galiléa was, en vroegen hem aldus: Heer, wij wensen Jezus te zien. Filippus kwam en zei het Andréas; Andréas en Filippus kwamen en zeiden het Jezus. Maar Jezus antwoordde hun en zei: Het uur is gekomen dat de Zoon des mensen wordt verheerlijkt. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als de tarwekorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft zij alleen, maar als zij sterft, draagt zij veel vrucht. Wie zijn leven liefheeft, verliest het; en wie zijn leven haat in deze wereld, zal het bewaren tot het eeuwige leven. Als iemand Mij dient, laat hij Mij volgen; en waar ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn. Als iemand Mij dient, de Vader zal hem eren.
Bij de opwekking van Lazarus werd de Zoon van God verheerlijkt. Bij de intocht van Jeruzalem werd de Zoon van David verheerlijkt, en hier, waar de volken, de Grieken, komen, wordt de Zoon des mensen verheerlijkt. "Er waren enkele Grieken onder hen, die opkwamen om op het feest te aanbidden." Dit waren geen hellenistische Joden, maar Grieken uit de volken die aangetrokken waren tot de dienst van de ware levende God te Jeruzalem. Het waren er toen maar enkelen maar zij waren een voorproef van wat geschieden zal in het Messiaanse koninkrijk. In beginsel wordt aan hun getoond wat het resultaat zou zijn van de dood van de Zoon des mensen, niet alleen voor de bedeling van het koninkrijk maar ook voor onze huidige Christelijke bedeling. Heil zou gebracht worden door een gelovig overblijfsel naar de natiën. "Dezen dan gingen tot Filippus, die van Bethsaïda in Galilea was, en vroegen hem en zeiden: Heer, wij wensen Jezus te zien. Filippus kwam, en zei het Andreas, en Andreas en Filippus kwamen en zeiden het Jezus.” Vroeger was Filippus het middel geweest om de oprechte Nathanaël te brengen tot het geloof dat Jezus Gods Zoon en koning van Israël was. Hier worden Filippus en Andréas gebruikt om de volken tot Jezus te brengen. In de toekomst zullen de volken door een gelovig Joods overblijfsel het evangelie van het koninkrijk leren kennen. Zonder over die toekomst te spreken antwoordt Jezus met de betekenis van Zijn kruisdood. "Het uur is gekomen, dat de Zoon des mensen verheerlijkt zal worden. Voorwaar, voorwaar, ik zeg U: als de tarwekorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft zij alleen, maar als zij sterft, draagt zij veel vrucht." (v. 23,24). Zijn verzoeningsdood was voor die komende heerlijkheid nodig, want eerst zou dit sterven de deur openen voor de prediking van het evangelie in onze huidige periode, en dat speciaal tot de volken. Jezus was nog alleen, maar na zijn kruisdood zouden ontelbare zondaars het evangelie geloven en aan Hem verbonden worden door de gave van de Heilige Geest. Niet alleen voor Hem, maar voor alle gelovigen geldt, dat allen die dit aardse leven in de wereld liefhebben dit zullen verliezen. Het is een leven vol ijdelhied, vervreemd van God, zoals de wereld is. Wie dus Jezus wil dienen, moet Hem in het lijden en de dood willen volgen. Zijn verwerping en smaad dragend in nederigheid en ootmoed kunnen ook wij vruchtdragen. Dit is de weg naar de eeuwige glorie. En zoals de Vader zijn zoon daarvoor geëerd heeft, zal Hij ook ons als dienaars daarvoor eren. Zeker, de gedachte aan de dood was voor Hem als mens, moeilijk te dragen en Hij zei: Nu is mijn ziel ontroerd, en wat zal Ik zeggen? Vader, verlos Mij uit dit uur? Maar daarom ben Ik in dit uur gekomen. Vader, verheerlijk uw naam! Er kwam dan een stem uit de hemel: ik heb hem verheerlijkt én Ik zal hem opnieuw verheerlijken. De menigte dan die daar stond en dit had gehoord, zei dat er een donderslag was geweest. Anderen zeiden: een engel heeft tot Hem gesproken. Jezus antwoordde en zei: Niet om Mij is deze stem er geweest, maar om u. Nu is het oordeel van deze wereld; nu zal de overste van deze wereld worden buitengeworpen. En als Ik van de aarde ben verhoogd, zal Ik allen tot Mijzelf trekken.Dit nu zei Hij om aan te duiden wat voor een dood Hij zou sterven. De menigte dan antwoordde Hem: Wij hebben uit de wet gehoord dat de Christus tot in eeuwigheid blijft; en hoe zegt U dan dat de Zoon des mensen moet worden verhoogd; Wie is die Zoon des mensen? Jezus dan zei tot hen: Nog een korte tijd is het licht onder u; wandelt terwijl u het licht hebt, opdat de duisternis u niet overvalt. En wie in de duisternis wandelt, weet niet waar hij heengaat. Terwijl u het licht hebt, gelooft in het licht, opdat u zonen van het licht wordt. Dit sprak Jezus, en Hij ging weg en verborg Zich voor hen.
Maar hoewel Hij zoveel tekenen in hun bijzijn had gedaan, geloofden zij niet in Hem; opdat het woord van de profeet Jesaja werd vervuld, dat hij heeft gezegd: "Heer, wie heeft onze prediking geloofd? En aan wie is de arm van de Heer geopenbaard?" Daarom konden zij niet geloven, omdat Jesaja opnieuw heeft gezegd: "Hij heeft hun ogen verblind en hun hart verhard, opdat zij niet met hun ogen zien en met hun hart begrijpen en zich bekeren, en Ik hen gezond maak." Dit zei Jesaja omdat hij zijn heerlijkheid zag en van Hem sprak. Toch geloofden ook zelfs velen van de overste in Hem; maar om de farizeeën beleden zij Hem niet, opdat zij niet uit de synagoge werden gebannen; want zij hadden de eer van de mensen meer lief dan de eer van God.
Jezus nu riep en zei: Wie in Mij gelooft, gelooft niet in Mij, maar in Hem die Mij heeft gezonden. En wie Mij aanschouwt, aanschouwt Hem die Mij heeft gezonden. Ik ben als een licht in de wereld gekomen, opdat ieder die in Mij gelooft, niet in de duisternis blijft. En als iemand mijn woorden hoort en niet bewaart, oordeel Ik hem niet; want ik ben niet gekomen om de wereld te oordelen, maar om de wereld te behouden. Wie Mij verwerpt en mijn woorden niet aanneemt, heeft dat wat hem oordeelt: het woord dat Ik heb gesproken, dat zal hem oordelen op de laatste dag. Want Ik heb niet uit Mijzelf gesproken; maar de Vader die Mij heeft gezonden, die heeft Mij een gebod gegeven wat Ik zeggen en wat Ik spreken moet. En Ik weet dat zijn gebod eeuwig leven is. Wat Ik dan spreek, spreek Ik zó als de Vader Mij heeft gezegd.
Voor Israël was alle hoop voor dat ogenblik verdwenen. Niet als koning van Israël, maar aan Gods rechterhand in de hemel zou de Zoon des mensen verheerlijkt worden. Ondanks de stem uit de hemel bleef het volk doof, zoals Jesaja zei: "Heer, wie heeft onze prediking geloofd?" . . . en: "Hij heeft hun ogen verblind en hun hart verhard." (Jes. 53:1 en 6:9). Door Hem te kruisigen zou de wereld zichzelf veroordelen. Ook zou in dit oordeel Satan overwonnen worden en later uit de hemel geworpen. "En ik, als ik van de aarde verhoogd ben, zal allen tot mij trekken. En dit zei hij om aan te duiden, welk een dood hij sterven zou." (v. 33) Het evangelie van redding en eeuwig leven door het geloof in het bloed van het kruis kon nu over de gehele wereld gepredikt worden.

“Bijbelcursus Oudewater”
Paul Christiaanse
Herman de Manstraat 8
NL-3421 HX Oudewater
Tel. 0348 562108
e-mail:paulchristiaanse@planet.nl