Het evangelie naar Johannes

Hoofdstuk 5: De lamme te Bethesda
Daarna was er een feest van de Joden, en Jezus ging op naar Jeruzalem. Nu is er in Jeruzalem aan de Schaapspoort een vijver, die in het Hebreeuws bijgenaamd wordt Bethesda, met vijf zuilengangen. Daarin lag een menigte zieken, blinden, kreupelen, verdorden, die wachtten op de beroering van het water. Want een engel van (de) Heer daalde op zekere tijden neer in de vijver en bracht het water in beweging; wie dan het eerst daarin daalde na de beweging van het water, werd gezond, aan welke ziekte hij ook leed. En daar was een mens die achtendertig jaar ziek was geweest. Jezus zag hem liggen, en daar Hij wist dat hij al lange tijd (ziek) was, zei Hij tot hem: Wilt u gezond worden? De zieke antwoordde Hem: Heer, ik heb geen mens om mij in de vijver te werpen wanneer het water in beweging wordt gebracht; en terwijl ik kom, daalt een ander vóór mij neer.Jezus zei tot hem: Sta op, neem uw rustbed op en wandel. En terstond werd de mens gezond, en hij nam zijn rustbed op en wandelde. Nu was het sabbat op die dag.
In dit hoofdstuk vinden we een beeld van het Oud-Testamentische, Joodse systeem, waarin er van tijd tot tijd krachten voorkwamen ten gunste van Israël. De goedheid van God had gegeven, dat er in Jeruzalem een badwater was, genaamd Bethesda, en af en toe kwam daar een engel, om het water aan te raken en er genezende wonderkracht aan te geven. De profeten waren van tijd tot tijd Israël met wonderkracht komen verkwikken, maar vierhonderd jaar lang waren er geen profeten geweest, en waren er toch nog zulke herinneringen aan Gods goedheid als Bethesda was.
Waarom kon deze mens niet van dit geneesmiddel profiteren? Omdat het geneesmiddel kracht vereiste bij degene die het gebruiken wilde; en dat was juist wat deze zieke ontbrak: hij was krachteloos! We hebben hier een treffend beeld van de wet van Mozes, die tot de natuurlijke mens zegt: <<doe dit en gij zult leven>>. Welk goed kan een mens, die aan de Boze geknecht is, verrichten? De zonde heeft hem alle bekwaamheid, om goed te doen, ontnomen, ondanks zijn beste voornemens. Zo kan de wet niemand van het eeuwig verderf redden. De kracht van Gods Zoon is nodig om ons te verlossen. <<Want Christus, toen wij nog krachteloos waren, is te rechter tijd voor goddelozen gestorven>>. (Rom. 5:6). Jezus zei tot de zieke: <<sta op, neem uw rustbed op, en wandel!>> En dadelijk was de man genezen, nam zijn bed op, en liep! Zo is Jezus hier beneden gekomen, om zelf alles te doen, wat nodig is, om machtelozen en verlorenen te redden. Het Woord van Gods Zoon is voldoende, om de kracht te geven, die aan elk zondaar volkomen ontbreekt.
De Joden dan zeiden tot de genezene: Het is sabbat, en het is u niet geoorloofd uw rustbed op te nemen. Maar hij antwoordde hun: Hij die mij gezond gemaakt heeft, Die heeft tot mij gezegd: Neem uw rustbed op en wandel. Zij vroegen hem dan: Wie is de mens die u heeft gezegd: Neem uw rustbed op en wandel? Maar de genezene wist niet wie het was; want Jezus was ontweken, omdat er een menigte op die plaats was. Daarna vond Jezus hem in de tempel en zei tot hem: Zie, u bent gezond geworden; zondig niet meer, opdat u niet iets ergers overkomt. De man ging weg en berichtte de Joden dat het Jezus was die hem gezond had gemaakt. En daarom vervolgden de Joden Jezus, omdat Hij deze dingen op sabbat deed. Maar Jezus antwoordde hun: Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk ook. Daarom dan trachtten de Joden des te meer Hem te doden, omdat Hij niet alleen de sabbat brak, maar ook God zijn eigen Vader noemde, zodat hij Zich aan God gelijk maakte.
Toen Jezus kwam was Bethesda niet meer nodig. Want Gods Zoon was tot Zion gekomen als de voortdurende bron van genezing en kracht. Hij kwam daar gedurende een feest, en daaraan werd in die tijd strikt vastgehouden. Bethesda was, met al die zieken één grote kreet om hulp en om zulk een Geneesheer. Toen Jezus daar kwam, en de wanhoop ontmoette van de man die Gods ontferming wel wilde maar de kracht niet had om aan de eisen tot genezing te voldoen, voor wie er ook geen menselijke hulp was, genas hij de verlamde en liet ook blijken dat met Bethesda, de betekenis van de sabbat, waarop ze zich zo beroemden, verdwenen was. Het is te begrijpen dat Israël zo'n punt van godsdienstige roem en glorie als de sabbat was, niet wilde laten glippen. "Daarom vervolgden de Joden Jezus, en trachtten hem te doden, omdat hij deze dingen op de sabbat deed." (v. 16). Ook had Jezus de beroemde vijver van Bethesda eigenlijk overbodig gemaakt met de woorden "wilt gij gezond worden?" Wat betekende: "Wilt ge Uw vertrouwen in dat water vervangen door vertrouwen in mij?" Wilde hij het nu alléén van Jezus verwachten en niet van de ingewikkelde eisen in verband met de vijf zuilengangen en het ondraaglijke juk van de wet van Mozes? Alle engelen, alle helpers, rivalen, en het water zelf, dat alles bracht alleen maar onzekerheid, terwijl Jezus ogenblikkelijk de absolute zekerheid van genezing aanbood. Voorzeker, deze vijver behoorde tot de arme en ellendige eerste beginselen van een voorbije tijd. Want er was een heerlijkheid waarbij dat alles volkomen in het niet viel. Zo was het met de tabernakel, met de tempel, het "werelds heiligdom" en alles waarin de wet eens voorzien had. Het was alles machteloos en armzalig. Wel waren ze beelden van Hem die komen moest, maar de beelden konden verdwijnen nu het waarachtige Licht zelf was gaan schijnen. Wat een menigte teleurgestelde machtelozen lag daar bij dat water bij de Schaapspoort, terwijl toch de Zoon van God allang van plaats tot plaats ging om al zulke behoeften weg te nemen. De vijver was populair maar Jezus was in feite verworpen. Men zocht Bethesda op, maar Jezus moest behoeftigen één voor één opzoeken. Dat is wel een treurig beeld van de godsdienst van de mens. Allerlei ceremoniën, ingewikkeld en machteloos, trekken grote menigten, maar de genade van God, die kwam met eeuwig behoud, wordt veracht en verworpen. Dat op zichzelf is een beeld van onze hopeloos slechte en duistere natuur.
Als ik van Mijzelf getuig, is mijn getuigenis niet waar. Er is een ander die van Mij getuigt, en Ik weet dat het getuigenis dat Hij van Mij getuigt, waar is. U hebt naar Johannes toegezonden en hij heeft van de waarheid getuigd. Ik neem echter niet het getuigenis van een mens; maar Ik zeg dit, opdat u behouden wordt. Hij was de brande en schijnende lamp, en u hebt zich voor een tijd in zijn licht willen verheugen. Ik heb echter het getuigenis dat groter is dan dat van Johannes; want de werken die de Vader Mij heeft gegeven om ze te volbrengen, die werken zelf die Ik doe, getuigen van MIJ dat de Vader Mij heeft gezonden. En de Vader die Mij heeft gezonden, Die heeft van Mij getuigd. u hebt noch zijn stem ooit gehoord, noch zijn gedaante gezien, en zijn woord hebt u niet blijvend in u, omdat u Hem niet gelooft die hij heeft gezonden. U onderzoekt de Schriften, omdat u meent daarin eeuwig leven te hebben; en die zijn het die van Mij getuigen; en (toch) wilt u tot Mij niet komen opdat u leven hebt. Eer van mensen neem IK niet aan; maar Ik ken u, dat u de liefde van God niet in uzelf hebt. Ik ben gekomen in de naam van mijn Vader en u neemt Mij niet aan; als een ander komt in zijn eigen naam, die zult u aannemen. Hoe kunt u geloven, u die eer van elkaar aanneemt en niet de eer zoekt die van de enige God (komt)? Meent niet dat Ik u bij de Vader zal aanklagen; hij die u aanklaagt is Mozes, op wie u uw hoop gevestigd hebt. Want als u Mozes geloofde, zou u MIj geloven, want hij heeft over Mij geschreven. Maar als u zijn geschriften niet gelooft, hoe zult u mijn woorden geloven?
De Heer Jezus heeft vier getuigenissen aangehaald, die zijn heerlijkheid als Zoon van God, zoals die hierbeneden aan de mensen werd voorgesteld, bevestigen. Allereerst haalt hij het getuigenis van Johannes de Doper aan <<Gij hebt tot Johannes gezonden, en hij heeft aan de waarheid getuigenis gegeven>>. (Joh. 5:33)
Tegenover de uitgedrukte wil der Joden, om hem niet als Zoon van God te erkennen, beroept Jezus zich allereerst op het getuigenis van Johannes de Doper. Niet, omdat hij een menselijk getuigenis voor Zijn eigen eer wilde gebruiken maar hij herinnert aan het woord van de grootste der profeten, teneinde mensen te redden. Johannes had aan de Joden geantwoord, dat hijzelf de Christus niet was, en had daarna gezegd, dat Jezus de Zoon van God en het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt, was. En nu legt Jezus op zijn beurt getuigenis aangaande Johannes af: <<Hij was de brandende en schijnende lamp; en gij hebt u voor een tijd in zijn licht willen verheugen>>. Ten tweede spreekt hij over de werken, die hij hierbeneden heeft gedaan, en die van zijn goddelijke kracht getuigen.
Wat Jezus volbracht, kon niemand volbrengen. Slechts God kon zieken genezen, doden opwekken, water in wijn veranderen. Zijn wonderen en tekenen waren het bewijs, dat Jehova in het midden van zijn volk was in de persoon van Zijn Zoon. Aan het einde van zijn evangelie schrijft Johannes, dat de wonderen die hij beschreven heeft, dienen om de lezer te brengen tot het geloof in de Zoon.
Ten derde spreekt Hij van het getuigenis, dat de Vader zelf deed horen. Aan de Jordaan, toen Jezus door Johannes gedoopt was, werd de hemel geopend. De heilige Geest Gods daalde neder als een duif en kwam op Hem (Math. 3, 17). De hemelen werden geopend en de stem van de Vader richtte zich tot Zijn geliefde Zoon op aarde. De stem was teder en vol liefde. Het was niet de stem der woorden op Sinaï, die eens de aarde deed sidderen en de hoorders verschrikte. (Hebr. 12:26) Neen, het was de stem van de Vader, die zijn oneindig welbehagen uitdrukte en zei: <<Deze is mijn geliefde Zoon, in wie ik mijn welbehagen gevonden heb.” Dit was een getuigenis groter dan dat van Johannes, en ongetwijfeld het grootste der vier.
Ten vierde beroept Hij zich op de Heilige Schriften die van Hem getuigen. Het grote onderwerp der Heilige Schrift is de Zoon van God. Beweren, het Woord van God te bezitten en te kennen en toch Christus als Zoon van God verwerpen, is vals getuigen.
Jezus dan antwoordde en zei tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: de Zoon kan niets doen van Zichzelf, tenzij Hij de Vader iets ziet doen; want alles wat Die doet, dat doet ook de Zoon evenzo. Want de Vader heeft de Zoon lief en toont Hem alles wat Hijzelf doet; en Hij zal Hem grotere werken tonen dan deze, opdat u zich verwondert. Want zoals de Vader de doden opwekt en levend maakt, zo maakt ook de Zoon levend wie Hij wil. Want ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft heel het oordeel aan de Zoon gegeven, opdat allen de Zoon eren, zoals zij de Vader eren. Wie de Zoon niet eert, eert de Vader niet die Hem heeft gezonden. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wie mijn woord hoort en gelooft Hem die Mij heeft gezonden, die heeft eeuwig leven en komt niet in (het) oordeel, maar is uit de dood overgegaan in het leven. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: er komt een uur, en het is nu, dat de doden de stem van de Zoon van God zullen horen en zij die deze hebben gehoord, zullen leven. Want zoals de Vader leven heeft in Zichzelf, zo heeft Hij ook de Zoon gegeven leven te hebben in Zichzelf; en Hij heeft Hem macht gegeven oordeel uit te oefenen, omdat Hij (de) Mensenzoon is. Verwondert u hierover niet, want er komt een uur dat allen die in de graven zijn, zijn stem zullen horen en zullen uitgaan: zij die het goede hebben gedaan tot (de) opstanding van (het) leven, en die het kwade hebben bedreven tot (de) opstanding van (het) oordeel. Ik kan van Mijzelf niets doen; zoals Ik hoor, oordeel Ik, en mijn oordeel is rechtvaardig, omdat Ik niet mijn wil zoek, maar de wil van Hem die Mij heeft gezonden.
Het grote werk dat de Vader aan Jezus gegeven had is om het eeuwig leven te geven aan allen die in de Vader en de Zoon geloven. Maar voor allen die dit verwerpen, blijft er alleen het eeuwig oordeel over. De Vader wekt de doden op, en in de opstanding van Jezus schuilt de zekerheid van het oordeel over de wereld die Hem kruisigde: "De Vader heeft het oordeel aan de Zoon gegeven." Er bestaat geen verontschuldiging, want om gered te worden zijn er geen andere eisen als het gelovig aanvaarden van de verlossing: "Voorwaar, voorwaar, ik zeg u; wie mijn woord hoort en gelooft Hem die mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven en komt niet in het oordeel, maar is uit de dood overgegaan in het leven." (v. 24) Dit is een geestelijke opstanding, want ieder die nu gelooft, is niet meer dood in zonde en misdaden maar heeft het eeuwige leven en er is voor hem geen sprake meer van een toekomstig oordeel. Daarna spreekt de Heer over de toekomstige opstanding van de lichamen der mensen. Als Jezus komt voor de gelovigen, zullen alle lichamen der gestorven gelovigen opstaan uit hun graven maar de lichamen der ongelovigen zullen in hun graven blijven tot na het duizendjarig rijk. Tussen de opstanding der rechtvaardigen en die van de bozen ligt dus een tijd van duizend jaar.

JEZUS CHRISTUS ALS RECHTER

DE RECHTERSTOEL VAN CHRISTUS

In het licht van de toekomstige rechterstoel wordt het geweten geoefend in Gods licht. Wanneer Christus zijn gemeente komt opnemen, zullen de in het geloof ontslapenen opstaan, en wij zullen veranderd worden en de Heer tegemoetgaan. In verheerlijkte, geestelijke lichamen zullen we dan geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus, bekleed met Christus' gerechtigheid. Dan zal ons de oneindigheid van Gods genade openbaar worden, die niet alleen ons gered heeft, maar te midden dezer wereld, ons geleid heeft tot deze heerlijkheid. Laat ons meer aan Christus' rechterstoel denken, opdat wij een volkomen loon en een onvergankelijke kroon mogen ontvangen. Paulus zelf was daar verzekerd van: "Voorts is mij weggelegd de kroon der gerechtigheid, welke mij de Heer, de rechtvaardige Rechter, in die dag geven zal; en niet alleen aan mij, maar ook aan allen, die zijn verschijning liefhebben.” (2 Tim. 4:8)

HET GERICHT DER VOLKEN

"Maar wanneer de Zoon des mensen komen zal in zijn heerlijkheid, en al de engelen met hem, dan zal hij zitten op de troon zijner heerlijkheid; en voor hem zullen al de volken vergaderd worden; en hij zal ze van elkander scheiden, gelijk de herder de schapen van de bokken scheidt." (Math. 25:31-33,40)
Dit oordeel der natiën zal plaats vinden, wanneer Christus als Koning der koningen zijn vijanden zal vernietigd hebben en op zijn troon zal gezeten zijn; het is het oordeel der dan levende volken op aarde. De uitvoerige beschrijving in de verzen 31-46 van het vijfentwintigste hoofdstuk van Mattheus stelt ons vier groepen van personen voor: allereerst de Heer, de Zoon des Mensen of de koning, vervolgens de broeders, de schapen en bokken. De broeders zijn de bekeerde Joden, die het evangelie van het koninkrijk zullen prediken tijdens de grote verdrukking. Dit evangelie van het koninkrijk zal gepredikt worden als getuigenis aan alle volken, daarna zal het einde dezer eeuw komen. (Matth. 24:14). Deze prediking en de ontvangst der predikers door de verschillende volkeren is een beproeving, waarvan het resultaat zal geopenbaard worden voor de troon van de Zoon des Mensen op aarde.

DE GROTE WITTE TROON

"En ik zag een grote witte troon, en Degene die daarop zat, voor wiens aangezicht de aarde en de hemel wegvlood, en geen plaats is voor die gevonden. En ik zag de doden, klein en groot, staande voor God; en de boeken werden geopend; en een ander boek werd geopend, dat des levens is; en de doden werden geoordeeld uit hetgeen in de boeken geschreven was, naar hun werken. En de zee gaf de doden die in haar waren; en de dood en de hades gaven de doden die in hen waren, en zij werden geoordeeld een ieder naar hun werken. En de dood en de hades werden geworpen in de poel van vuur; dit is de tweede dood, de poel van vuur. En als iemand niet gevonden werd geschreven in het boek des levens, die werd geworpen in de poel van vuur" (Openb. 20:11-15).
Er zal een oordeel der levenden en een oordeel der doden plaats hebben en die twee zullen van elkaar gescheiden zijn door een periode van duizend jaren. De gelovigen, die deel hebben aan de eerste opstanding, zullen geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus voor de aanvang van het duizendjarig rijk. De andere doden zullen niet opstaan, totdat de duizend jaren zullen voorbij zijn. Allen, die niet geloofd hebben, zullen dan tot het oordeel der doden opgewekt worden. De grote witte troon is de gerichtsplaats der doden. Christus zelf zal Rechter zijn op deze voor de ongelovigen zo afgrijselijke dag.

DE ANTI-CHRIST

Ik ben gekomen in de naam mijns Vaders en gij neemt Mij niet aan; indien een ander komt in zijn eigen naam, die zult gij aannemen.
In de verzen 41-47 hebben we in beginsel het oordeel van de Heer Jezus over de Joden en de hele mensheid, en dat is, dat zij Hem die van Godswege als wereldheerser is gezalfd, verworpen hebben en in een nabije toekomst de Antichrist zullen verwelkomen. In de verzen 11-18 van Openbaring 13 hebben we de beschrijving van de valse profeet, de godsdienstige antichrist. Met zijn duivelse kunsten zal hij de Romeinse dictator door het volk doen aanbidden. Om allen daartoe te dwingen zal hij een merkteken invoeren, het teken van het beest, met het symbolische getal 666. De mens bestaat uit geest, ziel en lichaam en waar 7 het goddelijke getal is, daar is 6 het getal van de uiterste prestaties van de mens, wat de wetenschap betreft prestaties van de geest, wat de ziel betreft prestaties in de kunst, wat het lichaam betreft prestaties in de sport. De drie zessen zijn het symbool van het feit dat de mens zichzelf tot God verklaart. Dit zal samengaan met de volledige verdwijning van elk moreel besef of geweten bij de goddeloze bewoners dezer aarde. Dan zal er een satanische drieëenheid zijn. Satan die god wil zijn, de Romeinse dictator die Messias wil zijn en de valse profeet die de kracht van de Heilige Geest nabootst.
Hoe kunt gij tot geloof komen, gij, die eer van elkander behoeft en de eer, die van de enige God komt, niet zoekt?
De Joden zochten menseneer. Wat aan Jobs volmaaktheid ontbrak was, dat hij grote waarde hechtte aan zijn welvaart en vooral aan de wijze waarop hij door de mensen hooggeacht werd. (Job 29). Daarom moest God hem beproeven. De weg naar het eeuwig verderf is begeleid door de eer en de hoogachting van de mensen. Want diezelfde mensen minachten de Zoon van God.

“Bijbelcursus Oudewater”
Paul Christiaanse
Herman de Manstraat 8
NL-3421 HX Oudewater
Tel. 0348 562108
e-mail:paulchristiaanse@planet.nl