Het evangelie naar JohannesInleidingHet Johannes evangelie heeft een zeer bijzonder karakter. Hoewel het ons spreekt van Gods diepste en hoogste gedachten, roert het toch het eenvoudigste hart. En dat komt, doordat het ons Gods Zoon brengt, de Openbaarder van de liefde, waar ieder hart, tenzij het volkomen verhard is, behoefte aan heeft. Het toont ons de Zoon van God op aarde en de Zoon des Mensen in de hemel. In Hem is het Licht en het eeuwig Leven verschenen. De verborgenheid van de Drieëenheid kan niet aan het natuurlijk verstand verklaard worden; om de Vader, de Zoon en de Heilige Geest te kennen, hebben we een goddelijke openbaring nodig, aanvaard door het geloof. Alle belijdende Christenen zijn gedoopt in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. In deze doopformule wordt uitgedrukt, dat de Zoon een goddelijke persoon is, evanals de Vader en de Heilige Geest. Er zijn drie personen in de eenheid van het Goddelijk Wezen. De drie Personen der Godheid, zoals ons geloof die kent, zijn met elkaar in relatie. De Vader en de Zoon zijn in de heerlijkheid van het goddelijk Wezen, en hoewel ze gelijk zijn in heerlijkheid, bestaat er tussen hen deze verhouding van Vader en Zoon. De namen van Vader en Zoon worden ons duidelijk geopenbaard in het Nieuwe Testament en speciaal in het evangelie van Johannes. Onze harten kunnen alles vernemen wat deze namen voor ons eeuwig geluk betekenen. De Zoon, die in de schoot van de Vader is, heeft ons de naam en het karakter van de Vader doen kennen. De naam van de Zoon werd door de Vader Zelf geopenbaard, toen uit een geopende hemel weerklonk: "Deze is mijn geliefde Zoon, in wie ik mijn welbehagen heb gevonden." Hij is de Zoon van Zijn liefde, het beeld van de onzienlijke God en het afschijnsel van Zijn heerlijkheid. Het evangelie van Johannes brengt ons de Vader in de Zoon, die Zijn beeld is, en de Zoon in de Vader die liefde is. De wederkerige liefde, die ze eeuwig verbindt, werd in zijn gehele volheid ontvouwd aan de mensenkinderen. "De Vader heeft de Zoon lief en heeft alles in zijn handen gegeven." (Joh. 3:35, Joh. 5:20) Hij was zijn eeuwig en dagelijks vermaak (Spr. 8:30) Hij kon zeggen: "Gij hebt mij liefgehad voor de grondlegging der wereld." (Joh. 17:24) De Zoon heeft de Vader lief: ". . .opdat de wereld erkent, dat ik de Vader liefheb, doe ik ook zoals mij de Vader geboden heeft." (Joh. 14:31) De wil van de Vader doen, dat was de opperste openbaring van deze liefde, toen de zoon hierbeneden gekomen was. Deze wil van de Vader was, dat de Zoon zich vernietigde, dat Hij in de dood afdaalde, en dat Hij zich overgaf om Gods toorn te ondergaan in de plaats van doodsschuldigen. Door zijn kruisoffer weten wij nu, met welk een liefde de Vader ons heeft liefgehad. Hij is op het kruis verhoogd, opdat Hij ons als Zoon, de hemelse dingen openbaren zou: de liefde van de Vader. Hij, wie niemand kent dan de Vader alleen, is heel dicht bij ons gekomen en heeft ons de Vader verklaard. De naam God is de algemene naam van de Godheid, boven de kennis van de schepselen. Maar de naam van de Vader is onafscheidelijk van die van de Zoon: "Niemand heeft ooit God gezien, de eniggeboren Zoon, die in de schoot van de Vader is, die heeft (Hem) verklaard. De wederkerige liefde tussen de Vader en de Zoon was geen nieuwe ervaring voor de Zoon, toen Hij op aarde kwam:”Want Gij hebt mij liefgehad voor de grondlegging der wereld." (Joh. 17:24) Hij is de eeuwige Zoon van de liefde van de Vader. Dit is niet iets vaags, maar het voorwerp van een duidelijke openbaring. Een dergelijke liefde gaat alle begrip van begin en einde te boven, en is het kenmerk van het eeuwig Zoonschap. De liefde, die het hart van de Vader vervult, vindt een volmaakte aanvaarding en een volledig antwoord in het hart van de Zoon. Terwijl Johannes ons de eniggeboren Zoon, in de schoot van de Vader en geliefd van voor de grondlegging der wereld, toont, spreekt Lukas over Hem als de Zoon des Allerhoogsten voor zijn geboorte in deze wereld; Mattheus en Marcus vermelden zijn naam van Zoon van God van de doop in de Jordaan af. Het geloof ziet achter de sluier van vernedering, die het kind van Bethlehem bedekt, de hele goddelijke heerlijkheid van Gods Zoon stralen. De Schepper van het heelal, die zich met het licht als met een mantel omkleedt, lag daar in zijn nederige kribbe, in doeken gewikkeld, en schijnbaar krachteloos. De almachtige God, kwam hier beneden, zwak temidden der zwakken. Ons natuurlijk verstand is niet in staat, de vleeswording van Gods Zoon te begrijpen, maar het geloof knielt neder en aanbidt. De goddelijke liefde, ondoorgrondelijk voor de natuurlijke mens, heeft ons de Zoon gezonden die een weinig minder dan de engelen geworden is, opdat Hij, door Gods genade, de dood voor allen smaken zou. Er zijn verborgenheden, waarin geen enkel menselijk wezen kan doordringen. Er is een persoonlijke innigheid tussen de Vader en de Zoon, die niemand doorgronden kan. Uitsluitend datgene, wat ons in Gods woord wordt geopenbaard, kan door ons, zwakke schepselen gekend worden. We aanbidden niet, zoals de Atheners, een "onbekende God". De Vader heeft van de Zoon getuigd, en de Zoon heeft de Naam van de Vader verklaard. (Joh. 17:26) Welk een rijke openbaring, als we daarmee vergelijken het schaarse licht, dat aan de gelovigen onder het oude verbond werd toegestaan. Enkele schaarse stralen van Gods heerlijkheid werden eens aan de zeventig oudsten getoond: "En zij zagen de God Israëls en onder zijn voeten als een werk van saffiersteen en als de gestalte van de hemel in zijn klaarheid." (Exod. 24:10) Zelfs Mozes, die het voorrecht had, met God te spreken, heeft nooit Zijn aangezicht gezien, maar zag Hem slechts van achteren. (Exod. 33:23) Het Nieuwe Testament openbaart Gods liefde, Gods hart wordt ons er geopend, en het geloof bewondert de wederkerige innigheid, de onuitsprekelijke en eeuwige liefde, die de Vader en de Zoon verbinden. Liefde, welbehagen en vreugde bestonden in de schoot van de Godheid, evenals alwetendheid en almacht. Toen de koningin van Sheba de koninklijke heerlijkheid en pracht van Salomo's hof aanschouwde, was er geen geest meer in haar. Maar wat is Salomo’s heerlijkheid in vergelijking met de heerlijkheid van de "eniggeboren Zoon die in de schoot van de Vader is?" We horen hier het getuigenis van de Vader aangaande de Zoon; moeten we hier niet de schoenen van de voeten doen, om een heerlijke verborgenheid te aanbidden? Het uitgangspunt en het doel van alle christelijk leven, het geheim van alle kracht, overwinning en volharding is de kennis van de Persoon van Gods Zoon. De maat van onze geestelijkheid is nauwkeurig in verhouding tot onze persoonlijke kennis van de Heer, zoals die voortvloeit uit onze gemeenschap met Hem.
“Bijbelcursus Oudewater” |