Het Koninkrijk van Christus

De chronologie van het oude testament
De opname van de Gemeente
Let op Israël, de vijgeboom
Het zevenjarige verbond tussen Rome en Jeruzalem
Opstanding ten derde dage
Twee dagen als symbool van onze bedeling
Profetische gebeurtenissen

Wij leven nu aan het begin van het derde millennium, tweeduizend jaar na de geboorte van Christus. De “derde dag” heeft in de Bijbel een zeer diepe, zinnebeeldige waarde. Het is de dag van de opstanding. De Heer Jezus zelf verbleef twee dagen in het graf en stond op op de derde dag. Er zijn talloze verwijzingen, zowel in het Oude, als in het Nieuwe Testament, naar de derde dag als de dag van Nationale Opstanding voor het volk van Israel. En wanneer de apostel Paulus zegt dat Jezus op de derde dag is opgestaan, naar de Schriften, dan is dit een aanhaling uit het Oude Testament waar wordt gewezen op de nationale ommekeer, die bij het volk van Israel zal plaatsvinden, op de derde dag. Wij staan nu aan het begin van die derde dag en zij, die de Bijbel ter hand nemen, worden getroffen door de absolute zekerheid, dat juist in deze jaren een volledige ommekeer zal plaats vinden in de geschiedenis van deze wereld en van Israël.

De chronologie van het oude testament
Alle kritiek van de moderne theologie ten spijt, kan niemand blind blijven voor de nauwkeurige chronologie die het oude testament bevat, daarin gesteund door vele teksten in het Nieuwe Testament. We vinden daar dat God werkt met nauwkeurige tijdschema's waarin Hij zijn plannen met deze wereld verwezenlijkt. Een nauwkeurigheid die men slechts kan vergelijken met de kringloop der sterren, die alle menselijke precisie tart. En dit ondanks het feit dat onze aarde het centrum is van rebellie tegen Gods almacht. De geboorte van de Heer Jezus had plaats op een door God nauwkeurig bepaald tijdstip: "Maar toen de volheid des tijds gekomen was, zond God Zijn Zoon, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, om hen, die onder de wet waren, vrij te kopen, opdat wij het recht van zonen zouden verkrijgen" (Galaten 4:4,5). Zijn geboorte en Zijn kruisiging hadden plaats volgens een nauwkeurig bepaald tijdschema. Zijn kruisiging had plaats 483 jaar na het bevel van Cyrus, om de tempel te herbouwen, en in Daniël 9 vinden we dit tijdschema van 69 jaarweken. We geven hier de juiste chronologie van het Oude Testament, van de schepping van Adam tot aan de geboorte van Christus.
Van Adam tot de zondvloed, die plaats vond in het jaar 600 van Noach (Gen. 5:3-9, Gen. 7:11), tellen we, via de overlappingen van de leeftijden van Adam, Seth, Enos, Kenan, Mahalaleel, Jered, Henoch, Methusalem, Lamech en Noach een tijdsbestek van 1656 jaar. Van de zondvloed tot de geboorte van Terach (Gen. 11:10-25), verlopen 222 jaar. Toen Abraham's vader stierf op 205-jarige leeftijd, was Abraham zelf 75 jaar oud, dit brengt ons dus 130 jaar verder. Abraham werd dus geboren in het jaar 2008 na de schepping van Adam. Zijn aankomst in het land Kanaän had plaats 75 jaar later (Gen. 12:4) en van dat ogenblik tot de uittocht uit Egypte verliepen er 430 jaar. (Gen. 15:13,16 en Exodus 12:40). Dan verlopen weer 480 jaar tot de tempelbouw van Salomo. Deze koning regeerde veertig jaar waarvan we drie jaar aftrekken, dus we tellen hier nog 37 jaar bij. De periode van de regering van de koningen van Israël en Juda duurde 370 jaar. Deze ballingschap zelf duurde 70 jaar waarbij we 80 jaar moeten tellen om tot Nehemia te komen, dus 150 jaar. Van dit tijdstip beginnen de 69 jaarweken van Daniël 9:26 te verlopen en nemen we daarvan 33 jaar af van de geboorte tot de kruisiging van Christus, dan verliepen er nauwkeurig 4000 jaar tussen de schepping van Adam en de geboorte van Christus. De Heer Jezus sprak van Zijn kruisiging als zijn uur. We leven nu in de bedeling van de Gemeente, ieder wedergeboren kind van God is lid van het lichaam van Christus en spoedig zal Christus wederkeren om ons op te nemen van deze wereld en dan zullen wij voor altijd met de Here zijn; het tijdstip van de opname van de gelovigen is alleen bekend bij de Vader. Hoe lang de periode van de gemeente zal duren, is niet bekend gemaakt, de profetieën gelden voor de aarde en voor Israël, en daarvan zijn de tijdschema's ons nauwkeurig geopenbaard. Toch is er verband tussen de komst van Christus voor de gemeente en Zijn komst (ongeveer 7 jaar later) voor Israël en de wereld. Want hoewel de juiste duur van de kerkgeschiedenis onbekend is, weten we, dat na de opname van de Gemeente de oordelen op aarde zullen beginnen, en dat deze de laatste jaarweek van Daniël zullen inluiden. Wat nu de grote lijnen van de wereldgeschiedenis betreft, werkt God met zeventallen. Na zes dagen arbeid volgt de zevende dag als rustdag en sabbat voor Israël. Vierduizend jaar tot de geboorte van Christus en tweeduizend jaar tot Zijn koninkrijk zouden een zestal van duizend jaar volmaken, waarin door de tyrannie van Satan er slechts onrust, vloek en oorlog was, terwijl daarna het duizendjarig vrederijk een gezegende sabbat van vrede en gerechtigheid zal betekenen. Wij denken dat het niet speculatief is om te wijzen op de nabije wederkomst van Christus om Zijn Gemeente op te nemen.
"En de Geest en de Bruid zeggen: Kom!"
We moeten niet vergeten dat de komst van de Heer Jezus voor de gelovigen ongeveer zeven jaar vóór Zijn komst in heerlijkheid zal zijn. Dan zullen Zijn voeten op de Olijfberg staan en zal Hij de overwinning behalen over de millioenenlegers die uit alle windstreken tegen Israël zullen samenstromen. Er is nog een verdere bevestiging van het feit dat de Christelijke periode waarin wij leven, ongeveer tweeduizend jaar zou duren. De barmhartige Samaritaan in Lukas 10 is een beeld van de Heer Jezus. Zodra hij het slachtoffer van roof in de herberg had gebracht: "En de volgende morgen stelde hij de waard twee schellingen ter hand en zeide: "Verzorg hem en mocht gij meer kosten hebben, dan zal ik ze u vergoeden op mijn terugreis" (Lukas 10:35). Een schelling was het loon voor één dag werk en in de twee schellingen zit dus de belofte dat hij na twee dagen terug zou komen. Een dag is als duizend jaar en zo vinden we ook hier de gedachte dat de Heer Jezus die ons toevertrouwde aan de zorg van de Heilige Geest, die gaven geeft tot verzorging van de gelovigen, na tweeduizend jaar zou terugkeren. Armageddon vindt plaats aan het einde van de zeventigste jaarweek, beschreven in de profeet Daniël, de opname van de gemeente zeven jaar daarvoor.

De opname van de Gemeente
Een ieder weet en erkent dat de dag noch de ure bekend is, waarop de Heer Jezus de zijnen zal opnemen. Toch is er verband tussen het tijdsplan voor Israël en de wederkomst van Christus voor de gelovigen. De laatste jaarweek van Daniël zal namelijk aanvangen, nadat de gemeente zal opgenomen zijn. Het licht zal van de kandelaar genomen worden, de duisternis zal toenemen, de Heilige Geest getuigt tegen de wetteloosheid in deze wereld, zal heengaan. De volgende schriftplaatsen spreken over de blijde hoop van de gelovigen, de spoedige wederkomst van de Heer Jezus als Bruidegom voor zijn bruid, zijn gemeente. "Want ik ga heen om u plaats te bereiden; en wanneer ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom ik weder en zal u tot mij nemen, opdat ook gij zijn moogt waar ik ben." (Joh. 14:2,3). Hier staat niets over de toekomst van de wereld noch, over de profetie voor Israël. De roeping van de gemeente is hemels, die van Israël aards. De Heer Jezus die ons lief had zal alle verlangens van hen die Hem liefhebben, vervullen bij zijn wederkomst voor de zijnen. Voorts lezen we: "Om uit de hemelen Zijn Zoon te verwachten, dien Hij uit de doden opgewekt heeft, Jezus die ons verlost van de komende toorn" (1 Thess. 1:10). Gelovigen hebben met het komende oordeel niets te maken, daarvan heeft de Heer Jezus ons verlost. Zij die de Heer verwachten hebben hun burgerschap niet op aarde maar in de hemelen. "Want wij zijn burgers van een Rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Heer Jezus Christus als verlosser verwachten, die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht waarmede Hij ook alle dingen zich kan onderwerpen" (Phil. 3:20,21). De wijze waarop de opname van de gelovigen en de opstanding der gestorven heiligen zal plaatsvinden, lezen we in 1 Kor. 15:51: "Zie ik deel U een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden". En in 1 Thess. 4: "Want de Heer zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van den Hemel en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden den Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen". De gelovigen van Philadelphia krijgen de bemoediging: "Omdat gij het bevel bewaard hebt om mij te blijven verwachten, zal ook ik u bewaren voor de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken hen, die op de aarde wonen. Ik kom spoedig... (Openb. 3:10). En deze belofte wordt herhaald in hoofdstuk 22 van de Openbaring: "Ik ben... de blinkende morgenster. En de Geest en de Bruid zeggen: Kom! En wie het hoort zegge: Kom!... Hij die deze dingen getuigt zegt: Ja, ik kom spoedig" (Openb. 22:16,20) Als de blinkende morgenster zal de Heer Jezus eerst de gemeente tot zich nemen. Daarna komen er beproevingen en oordelen over de aarde, terwijl de gemeente in de hemel zal zijn en aan het eind van de grote verdrukking zal de Heer Jezus op aarde komen, om de natiën te oordelen en Zijn Koninkrijk op te richten. Welnu, zoals we zagen hebben we van dze laatste fase, Zijn wederkomst in heerlijkheid, gezien; dat deze behoort tot een tijdschema, dat we op verschillende Schriftplaatsen terugvinden. Het oordeel der ongelovigen zal plaatsvinden weer duizend jaar later, na de regering van Christus, en dit zal plaatsvinden voor de Grote Witte Troon (Openb. 20), en zoals we reeds gezegd hebben, 7000 jaar na de schepping van Adam. De instelling van Christus' Koninkrijk, het oordeel over de Natiën, de bekering van Israël, vinden 1000 jaar eerder plaats, na 6000 jaar zwoegen, onrust, haat, moord, oorlog en vernietiging, door de tyrannie van Satan.

Let op Israël, de vijgeboom
"Iemand bezat een vijgeboom, die in zijn wijngaard was geplant, en hij kwam om vrucht daaraan te zoeken en vond er geen" (Lukas 13:6). De Heer Jezus vond in Israël geen vruchten, zoals we ook lezen in Matth. 21:19: "En daar hij een vijgeboom aan de weg zag staan, ging hij erheen, doch hij vond niets daaraan dan alleen bladeren. En hij zeide tot hem: Nooit groeie aan u enige vrucht meer, in eeuwigheid". De Heer sprak hier over Israël naar het vlees, ijverend voor de wet van Mozes, maar zonder bekering tot God. De oude mens is aan het kruis veroordeeld en gestorven en vrucht kan alleen komen uit wedergeboren mensen, hetzij Jood of Griek. In Mattheus 24 vinden we de belangrijkste profetische rede die de Heer Jezus uitsprak op aarde, en hij voegt eraan toe: "Leert dan van de vijgeboom deze les: Wanneer zijn hout week wordt en de bladeren doet uitspruiten, weet gij daaraan, dat de zomer nabij is". (Matth. 24:32). "Let op de vijgeboom en op al de bomen:. (Lukas 21:29). Deze toevoeging is belangrijk, want zij leert dat er een tijd zou zijn dat de vijgeboom een plaats zou innemen temidden van de andere bomen. Welnu, Israël heeft sinds 1948 een plaats temidden van de andere natiën, en het oog van de gehele wereld en niet in het minst van de Christenen is gericht op het lot van Israël temidden van de andere volken, vooral van het midden-oosten, het middelpunt van Gods belangstelling. Niet alleen Israël, maar ook andere volken die overbekend zijn uit de Bijbel, beginnen weer een rol te spelen, zoals Egypte, Perzië (Iran), Babel (Irak), Syrië, Arabië, zodat er inderdaad van een grote politieke opleving van de rijken in het Midden Oosten is te spreken. Er is de vijgeboom en alle bomen, en we doen wel, op deze ontwikkelingen te letten.

Het zevenjarige verbond tussen Rome en Jeruzalem
Wanneer de gelovigen opgenomen zullen zijn, dan zullen drie groepen hier achterblijven en speciaal onder het oordeel komen, allereerst de gekerstende wereld, zonder geloof achtergebleven, het ongelovig deel van Israël en het grote Babylon, een afvallig christelijk belijdenis. Over deze "bewoners van de aarde" zullen zich Gods oordelen voltrekken, in een zeven jaar durende periode, waarvan de laatste 3 jaar de grote verdrukking zijn, en we lezen in de Openbaring in welke fasen deze oordelen zullen plaatsvinden. Het Romeinse Rijk zal weer opgericht worden (het Beest), en dit zal een verbond sluiten met de ongelovige Staat Israël. Ondertussen zal God zich weer persoonlijk tot Israël richten en Hij zal een gelovig overblijfsel hieruit verwekken, dat getuige moet zijn van het komende Koninkrijk van Christus. Midden in de week, dus na 3 1/2 jaar, zal Rome het verbond met Israël verbreken, zal zich verzetten tegen alle aanbidding van de ware God, en zal de "gruwel der verwoesting" plaatsen in de tempel te Jeruzalem. Alle aardbewoners zullen zich buigen voor het beest en zijn profeet en zij zullen niet in staat gesteld zijn te kopen of te verkopen, zonder dat zij het teken van het beest dragen op hun voorhoofd en op hun rechterhand. Ondertussen wordt het Joodse gelovige overblijfsel op gruwelijke wijze vervolgd, maar wij zien dat God ze op speciale wijze beschermt. God heeft zijn 144.000 verzegelden die, in de periode tussen de opname van de Gemeente en de komst van Christus in glorie, het evangelie van het Koninkrijk zullen prediken. Een schare, die niemand tellen kan, zal zich bekeren op hun prediking. Dit is niet de gemeente, de gemeente is immers opgenomen, maar het zijn mensen die niet in staat zijn geweest het evangelie te horen tijdens onze bedeling van de genade. Voor hen echter, die nu het evangelie gehoord hebben, en het verworpen hebben, is er geen tweede kans gered te worden tijdens de grote verdrukking, hun wacht niets anders dan het oordeel. Wie nu het evangelie hoort, dient nu te geloven en zich te bekeren, morgen kan het te laat zijn. Morgen is misschien de dag des Heren begonnen, en, indien men het evangelie gekend en verworpen heeft, blijft er niets over dan geween en knersingen der tanden. De wereld wacht het oordeel en we zien hoe dat zich voltrekt aan het eind der Openbaring. Nadat Rome het verbond met de Staat Israël verbroken zal hebben, zullen alle volkeren ten strijde trekken tegen Israël, zij zullen elkaar ontmoeten in de vallei van Josafat (ten oosten van Haïfa) Jeruzalem zal omsingeld zijn door legers, ze zullen elkaar uitmoorden, en dat is het ogenblik waarop de Heer Jezus zal komen, Hij zal zijn voeten zetten op de olijfberg, en zal de Natïen richten. De grote slag die zich zal voltrekken in de Vallei van Josafat, heet Armageddon.
In het 18e en 19e hoofdstuk van de Openbaring lezen wij het oordeel dat voltrokken zal worden, over het Grote Babylon, het valse belijdenis, een valse geestelijke macht, die de volkeren bedwelmd heeft met de beker der hoererij en van de afgoderij. De wederkomst des Heren voor Zijn gemeente zal, zoals we reeds gezien hebben, zeer binnenkort plaatsvinden.
Wat is Uw toekomstverwachting, lezer? Is Uw levensdoel de dood, de grote verdrukking en daarna de eeuwige dood in de hel, of kunt U jubelend zingen: "Eeuwig kunnen we ons verblijden - Voor ons is geen oordeel meer".
Niemand zal deel hebben aan de zegeningen van het Koninkrijk en van het eeuwige leven, tenzij hij wedergeboren is. Niemand is rechtvaardig "allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods". Niemand kan door eigen inspanning vruchten voortbrengen die Gode welgevallig zijn, wij zijn allen van nature verloren zondaars en een ieder van ons moet wedergeboren worden, wil het het Koninkrijk Gods zien. Hoe kan ik wedergeboren worden? Eén gelovige blik op het kruis van Golgotha, waar de Heer Jezus stierf en waar zijn bloed vergoten is voor de verzoening van de arme zondaar, en ik ben gered. "Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe".

Opstanding ten derde dage
Zoals we weten, en zoals we in de tweede Petrusbrief lezen, wordt door hen die de profetieën voor Israël bestuderen, het woord "dag" dikwijls verstaan als een periode. "Doch deze ene zaak zij U niet onbekend, geliefden! Dat één dag bij den Heer is als duizend jaar, en duizend jaar als één dag.... Maar de dag des Heren... de dag Gods... de dag der eeuwigheid..." (3 Petr. 3:8,10,12,18) Er zijn dus bepaalde schriftgedeelten waar we het woord dag mogen verstaan als een periode van duizend jaar. In deze uitleg zijn we niet vrij, maar hebben we de verlichting van Gods Geest nodig, en deze zal ons leren in overeenstemming met andere schriftgedeelten, die het zelfde onderwerp behandelen. Pas in Openbaring 20 lezen we dat het Koninkrijk van Christus duizend jaar zal duren, terwijl in de grote Oud-Testamentische Schriften dit tijdperk als een dag van glorie en overwinning wordt beschreven. Wanneer God niet wil, dat we een dag als duizend jaar interpreteren, dan staat zo'n dag van 24 uur aangegeven met de termen "avond en morgen", bijvoorbeeld in het schepingsverhaal: "Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de derde dag." Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de Twee duizend driehonderd avonden en morgens, dan zal het heiligdom in rechte staat hersteld worden." (Daniël 8:14).
Het toekomstig herstel van Israël is gebaseerd op de dood en opstanding van de Heer Jezus. De Oud-Testamentische profeten, zoals Hosea en Ezechiël stellen dit herstel voor als een opstanding uit de doden. Welnu we zullen verschillende schriftplaatsen beschouwen, waar dit herstel voorgesteld wordt als op een derden dag plaats hebbend, evenals de opstanding van de Heer Jezus. En we geloven dat hiersprake is van 2000 jaar geestelijke en nationale dood en een derde duizend jaar van glorierijk geestelijk en nationaal leven voor Israël. Dat sinds de geboorte van de Heer Jezus, die plaats vond juist 4000 jaar na de schepping van Adam.

Twee dagen als symbool van onze bedeling

  1. De twee dagen van Hosea 6:2
  2. De twee dagen van Esther 4:16, 5:1
  3. De twee dagen (schellingen) van de Samaritaan (Lukas 10:35)
  4. De twee dagen in Joh. 1:29-44)
  5. De twee dagen in Samaria (Joh. 4:40)
  6. De twee dagen waarin Lazarus stierf (Joh. 11:6)
  7. De twee dagen van Christus in het graf (Math. 16:21)
Laat ons deze zeven schriftplaatsen van twee dagen nader bezien.

1) De drie dagen van Hosea. We lezen: "Komt, laat ons wederkeren tot den Here! Want Hij heeft ons verscheurd en zal ons helen; Hij heeft geslagen en zal ons verbinden. Hij zal ons na twee dagen doen herleven, en ten derden dage zal Hij ons oprichten, en wij zullen leven voor zijn aangezicht. "(Hosea 6:1,2) We zagen, dat er van Adam tot Christus 4000 jaar verliepen, en dat het toekomstig duizendjarig rijk voor deze schepping een sabbath van vrede en rust zal zijn, zodat het een zevende "dag" of periode kan zijn, en er dus voor onze periode een tijdsbestek van 2000 jaar overblijft. We worden versterkt in de gedachte dat het duizendjarig rijk een zevende periode zal zijn door het loofhuttenfeest, dat duidelijk de zegen van de aarde uitbeeldde en dat het zevende en laatste feest in de serie van hoogtijden voor Israël was. Er is ook een achtste dag in Gods Woord en daarmede wordt doorgaans de eeuwige staat uitgebeeld. De schriftplaats: "Hij zal ons NA twee dagen doen herleven, en ten derden dage zal hij ons oprichten", is wel zeer treffend en het gaat hier duidelijk om de nationale wederopstanding van Israël zoals we die overduidelijk vinden in Ezechiël 37. De apostel Paulus accentueert, dat de verstrooiing van Israël samenvalt met de periode van de gemeente uit de volken: "En indien hun val de rijkdom der wereld is, en hun vermindering de rijkdom der volken, hoeveel te meer hun volheid... Want indien hun verwerping de verzoening is der wereld, wat zal de aanneming anders zijn dan het leven uit de doden?" (Rom. 11:12,15) Over deze nationale opstanding "ten derden dage" lezen we in Ezech. 37: "Zo spreekt de Here, Here tot deze beenderen: Zie ik breng geest in u en gij zult herleven;... en zodra ik profeteerde, ontstond er een geruis, en zie, een beweging, en de beenderen voegden zich aaneen, zoals zij bij elkander behoorden, ik zag toe en zie, er kwamen spieren op, en vlees en er trok een huid overheen; maar geest was er nog niet in hen." (Ezech. 37:6-8) Vrijwel allen, die de profetie ernstig bestuderen hebben de Zionistische beweging gezien als die waardoor de dorre beenderen tot elkaar kwamen, en een staat vormden in hun beloofde land. Er is geen geest in hen, omdat ze nog niet tot Christus bekeerd zijn. (lees ook Ezech. 37:11-14) Toch hebben de profetieën zoals Jesaja een grote rol gespeeld bij de vestiging en instandhouding van de staat Israël, maar pas na de grote verdrukking zullen ze zien op Hem dien zij doorstoken hebben, en hun herstel zal zijn als een opstanding uit de doden, en dit: TEN DERDEN DAGE. (Zach. 12:10)

2) De twee dagen van Esther. Zij die het Joodse volk in zijn verstrooing kennen, weten, dat het Purimfeest steeds getrouw wordt gevierd. Het boek Esther, waarin de naam van God niet voorkomt, geeft een beeld van de verborgen bemoeiingen van God met zijn volk, dat nu LO-AMMI is en verstrooid. Dit Purimfeest wordt twee dagen lang gevierd, als herinnering aan twee dagen van doodsgevaar voor alle Joden, waaruit ze ten derden dage door genade werden gered. Nadat ze twee dagen noch gegeten noch gedronken hadden strekte de koning zijn gouden scepter van genade uit naar Esther. (Verg. Esther 4:16 en 5:1,2)
Op dezelfde wijze, waarop God toen de Joden van totale vernietiging bewaarde ondanks de doodsklok die over hen luidde, zo heeft God nu bijna tweeduizend jaar het volk bewaard van totale vernietiging door zijn doodsvijanden. Nog heden hebben machtige volken met millioenenlegers zich gezworen dit volk van de aardbodem te vagen, en inderdaad werden vele millioenen Joden door Nazi-Duitsland wreed vermoord, maar er waren altijd overlevenden die Israëls opzienbarende geschiedenis voortzetten. Joden hebben de eeuwen door sleutelposities bekleed in de wereld van politiek, bedrijfsleven en kunst.
Het Purimfeest viert deze overleving van hun doodvonnis op de veertiende en vijftiende dag van de maand Adar. De twee dagen van Esther, met de derde dag van genade en herstel spreken symbolisch van de 2000-jarige verstrooiing en van hun nationaal herleven, en dit door de genade van onze Heer Jezus, de Koning der Joden.

3) De twee schellingen van de Samaritaan. De barmhartige Samaritaan in Lukas 10 is een beeld van de Heer Jezus. Noch priesters, noch schriftgeleerden hebben hulp kunnen bieden aan het slachtoffer van roof, maar de Samaritaan werd met innerlijke ontferming bewogen en nadat hij zijn wonden had verbonden en de pijn gestild had met olie en wijn, nam hij hem mee naar de herberg en vertrouwde hem toe aan de zorgen van de waard, een beeld van de gaven van Gods Geest in onze christelijke periode. Hijzelf had geen tijd om in de herberg te blijven, maar gaat verder. Zo is de Heer Jezus, na Zijn leven gegeven te hebben om onze wonden te helen, ten hemel gevaren en vertrouwde de gelovigen toe aan de zorgen van Gods Geest, aan apostelen, herders en leraars, die bij Zijn wederkomst hun volle loon zullen ontvangen. Een schelling is in de Schrift het loon voor één dag werk, en in het feit dat de Samaritaan twee schellingen aan de waard gaf ligt een belofte dat hij ongeveer na twee dagen zou terugkomen. Duizend jaar zijn hier als een dag (S. Prod'hom Evang. van Lukas) zodat vele gelovigen hierin een bewijs te meer zien, dat de christelijke periode een tijdsduur van tweeduizend jaar zal hebben. De derde dag is de dag van onze opstanding of opname volgens 1 Cor. 15:51 en 1 Thes. 4:15,16 dan zal Jezus wederkomen en zullen we altijd met de Heer zijn.

4) De twee dagen in Johannes 1. Deze twee dagen worden gevolgd door de bruiloft van Kana, ten derden dage, een duidelijk beeld van de vreugde in het Koninkrijk van Christus. "Des anderen daags zag hij Jezus tot zich komen, en zeide: zie het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt." (Joh. 1:29) Als we dit belangrijke hoofdstuk nauwlettend lezen, bemerken we dat het hier in totaal om twee dagen gaat, waarna de bruiloft te Kana als derde dag volgt. Deze twee dagen beschrijven symbolisch wat er op aarde zou gebeuren van het ogenblik dat Johannes de Doper de Heer Jezus zag verschijnen tot de vestiging van Zijn Koninkrijk. De verzen 29-31 stellen de dienst van de Heer op aarde voor het tweede deel van dezelfde dag stelt het getuigenis voor als de Heer in de hemel is en de Gemeente op aarde gevormd wordt De eerste dag. Deze volgt op de dag waarop Johannes de Doper het spoedige verschijnen van de Messias aankondigde (Joh. 1:19-28) "Des anderen daags" verschijnt de Heer Jezus inderdaad, en Johannes zegt: "Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt." De lengte van deze dagen is niet evenredig met hun profetische lengte, want die der Gemeente is bijna 2000 jaar en die van het Joodse overblijfsel (de tweede dag) is ongeveer 7 jaar, maar op deze twee dagen volgt de feestvreugde van de derde dag, een wedergeboorte na tweeduizend jaar geestelijke en nationale dood voor Israël.
We hebben dus in de verzen 29-47 het eerste deel van de eerste dag, en deze schetst de rondwandeling van de Heer Jezus op aarde met als hoogtepunt zijn verzoeningswerk op het kruis als het Lam Gods. De uitdrukking "die de zonde der wereld wegneemt" is niet begrensd tot de afwassing van de zonden der gelovigen, maar omvat ook de verzoening van alle dingen in de schepping met God. Deze verzoening, beschreven in Col. 1:20 zal haar uitwerking hebben, zowel in het duizendjarig rijk als voor de nieuwe hemel en de nieuwe aarde waarin gerechtigheid zal wonen. In deze eeuwige staat zal zonde niet meer werken, omdat alles wat in opstand tegen God is geweest, dan terzijde gesteld zal zijn door het oordeel en eeuwige straf zal onder gaan. In de Openbaring vinden we de Heer telkens weer als Het Lam. Door te zeggen: "Na mij komt een man, die vóór mij is, want Hij was eerder dan ik", legt Johannes de Doper de nadruk op de goddelijke en eeuwige heerlijkheid van Zoon van God, op aarde gekomen, om door Zijn offer de zonde te niet te doen.
b) We hebben in de verzen 35-40 het tweede deel van de eerste dag. "Des anderen daags wederom stond Johannes en twee van zijn discipelen. En ziende op Jezus, die daar wandelde, zeide hij: Zie het Lam Gods! En de twee discipelen hoorden hem dit zeggen en volgden Jezus... Zij zeiden... Meester, waar hebt gij Uw verblijf... Zij dan kwamen en zagen waar Hij zijn verblijf had, en zij bleven dien dag met hem (v. 35-40).
Twee belangrijke aspecten van de Christelijke bedeling worden hier aangeduid:
Het volgen van Jezus door persoonlijke gehechtheid aan Hem.
Het wonen met Jezus: gelovigen vergaderd in Zijn tegenwoordigheid.
Onze geliefde Heiland, die ons liefhad tot den dood, wordt hier het voorwerp van onze genegenheid, hoewel Hijzelf afwezig is. "Jezus Christus, dien gij, hoewel gij hem niet gezien hebt, liefhebt." (1 Petr. 1:8) Dit verwekt het verlangen, met Hem te verblijven. Persoonlijk volgen we Hem, en de Gemeente werd gevormd als de plaats waar de Heer Jezus tegenwoordig is temidden van de in Zijn Naam vergaderde gelovigen. Afgezonderd van een Gods vijandige wereld heeft de ware gemeente haar geschiedenis op aarde bijna volbracht. Deze geschiedenis vinden we in de brieven aan de zeven gemeenten in Azië (Openb. 2,3).
c) De tweede dag. Als de Gemeente van dit aardse toneel zal verdwenen zijn knoopt de Heer Jezus weer betrekking aan met Joden die eerst ongelovig naar hun beloofde land teruggekeerd zijn, maar van wie dan duidenden in Hem als Zoon van God en Messias van Israël zullen geloven. De ontmoeting van de Heer met Filippus en Nathanaël geeft daar een symbolisch beeld van. "Des anderen daags wilde hij heengaan naar Gallilea en Jezus vond Filippus, en zeide tot hem: Volg Mij! Filippus vond Nathanaël en zeide tot hem: Wij hebben dien gevonden, van wie Mozes in de wet geschreven heeft en de profeten, Jezus, den Zoon van Jozef van Nazareth." Als antwoord op hun geloof geeft de Heer Jezus een treffende karakterschets van dit overblijfsel waarvan we in Openb. 14:4 lezen: "Dezen zijn het, die het Lam volgen waar het ook heengaat, dezen zijn uit de mensen gekocht tot eerstelingen Gode en het Lam, en in hun mond is geen bedrog gevonden, zijn onberispelijk." Hier in Joh. 1:48 vinden: "Jezus zag Nathanaël tot zich komen en zeide van hem: Zie waarlijk een Israëliet in wien geen bedrog is: Jezus had in de Geest Nathanaël onder de vijgeboom gezien, de boom die het beeld is van het herstel van Israël. Nadat Nathanaël zijn geloof in de Heer Jezus als Zoon van God en als Koning van Israël had beleden, voorspelde de Heer hem, dat hij de glorie van het Koninkrijk zou aanschouwen. "Gij zult groter dingen zien dan deze. En hij zeide tot hem: "Voorwaar, voorwaar, ik zeg U: "Gij zult van nu aan de hemel zien geopend en de engelen Gods opklimmende en nederdalende op de Zoon des Mensen." (Joh. 1:52) Vanuit het hemelse Jeruzalem wier poorten de namen zullen dragen van de 12 stammen van Israël, zal het beheer van de aarde door de Zoon des Mensen via engelen geschieden. Want alle macht in hemel en aarde zal dan openlijk en officieel door de Heer Jezus als Zoon des Mensen uitgeoefend worden.
d) De derde dag. Zoals Hosea aankondigde, dat op de derde dag Israël hersteld en gezegend door Gods heerlijkheid zou bestraald worden, zo zien we hier op de derde dag de wijn van vreugde geschonken door de Heer Jezus aan Zijn geliefde volk. Het ontbrak hun eerst aan wijn, maar de Heer Jezus is daar, en Hij bereidt hun de betere wijn. Zijn moeder was daar ook, en zij stelt Israël voor, uit wie Christus geboren werd naar het vlees. Het is treffend dat hier water in wijn wordt veranderd. De zes stenen watervaten die tot de rand toe met water gevuld moesten worden, stellen het verharde wettische volk van Israël voor, maar het water van een diep berouw over de kruisiging van de Heer zal eindelijk deze stenen vaten tot overlopen vullen, en dit water der bekering zal in wijn van vreugde, veranderd worden. De bron van vreugde is Jezus zelf van wie geschreven staat: "de Here uw God is in uw midden, een held die verlost. Hij zal zich over U met vreugde verblijden: Hij zal zwijgen in Zijn liefde, Hij zal over U juichen met gejubel." (Zefanja 3:17).
De hofmeester begreep niet waarom de laatste wijn beter was dan de eerste. De eerste wijn stelt de genoegens van de natuurlijke mens voor, zoals jeugd, gezondheid, rijkdom, familie gezelligheid, maar helaas heeft dat alles de bittere bijsmaak der zonde. Er is een vreugde in Jezus die nooit bedorven wordt.

5) De twee dagen in Samaria. (Joh. 4:40,43) Hoewel deze twee dagen niet direct de dood voorstellen en dus niet door een derde van opstanding gevolgd worden is het nuttig te bedenken dat de Samaritanen door Israël veracht werden. Zo waren ook wij uit door Israël verachte natiën, zonder God en zonder hoop in deze wereld, dood in zonden en misdaden, maar gered door Gods barmhartige liefde. En daar is dit 4de hoofdstuk van Johannes vol van. De hoogste waarheid omtrent de huidige aanbidding van God als Vader in Geest en waarheid kenmerkend voor deze bedeling, werd hier toevertrouwd aan een zondares uit een door Israël geminacht en geschuwd volk. De Samaritanen waren zo verheugd dat ze twee dagen met Jezus wilden zijn. Deze twee dagen zijn een beeld van onze wondere genadetijd, waarin God verheerlijkt wordt door geredde zondaars uit de volken, nu reeds bijna tweeduizend jaar.

6) De twee dagen waarin Lazarus van ziek tot dood werd. (Joh. 11:6) De twee dagen waarin de Heer Jezus, in plaats van zijn geliefde vriend te hulp te snellen, aan de andere zijde van de Jordaan bleef, werden het voorwerp van pijnlijke verwondering voor velen. Jesaja stelt Israël voor als ziek zijnde van hoofd tot voeten. Maar om nieuw leven te geven, moet men eerst de dood gesmaakt hebben. De nadruk valt hier op het zo lang uitblijven van machtige hulp voor ziek en stervend Israël. Na vier dagen stonk Lazarus. Zo hadden de Oud-Testamentische profeten geroepen: "Hoe lang moet het land kwijnen?" (Jer. 12:4) "Hoe lang toeft het einde dezer wonderen?" (Dan. 12:6) "Hoe lang nog zal hun reiniging onmogelijk zijn?" (Hosea 8:5)" Hoe lang nog zult Gij zonder erbarmen zijn over Jeruzalem?" (Zach. 1:12) Het is inderdaad bijna onbegrijpelijk voor mensen, dat God nu bijna tweeduizend jaar toeft, voordat Hij ingrijpt in Israëls lijdensgeschiedenis. Maar het kruis leert ons dat de oude mens en dus Israël naar het vlees ter dood veroordeeld is, en dat niemand het heil kan zien, zonder dit doodvonnis over de mens in Adam te aanvaarden. Er moet een eind komen aan Israëls wettische hoogmoed, en de grote verdrukking zal dat voor een gelovig overblijfsel bewerken. Israël's herstel moet, opdat Gods heerlijkheid strale, een opstanding uit de doden zijn, en daarom toeft de Heer, tot opstanding uit de doden voor Israël het enige is.

7) Het sterven van de Heer Jezus en Zijn opstanding ten derden dage. "Van toen af begon Jezus aan zijn discipelen te tonen, dat Hij moest... gedood worden en ten derden dage worden opgewekt." (1 Cor. 15:3,4) Het is opvallend, dat Mattheus, die voor Israël schreef, zo de nadruk legde op de opstanding ten derden dage. Op onze Vrijdag werd Jezus gekruisigd, verbleef de sabbat in het graf en stond op de morgen van de derde dag. Wanneer we denken aan Hosea 6:1,2, dan valt ons de overeenkomst op. De geestelijke en nationale dood van Israël duurt nu al bijna tweeduizend jaar, en Hosea voorspelt, dat na twee dagen Israël weer, zoals in Ezechiël staat uit de doden zou opstaan en aan de top van alle natiën der wereld zou geplaatst worden. Een duidelijke heenwijzing naar de gedachte dat onze huidige bedeling ongeveer tweeduizend jaar duurt.

Profetische gebeurtenissen
Wanneer we ons in de geest verplaatsen naar een tijdstip dat eigenlijk heel dicht bij ligt, dan zouden we heel goed getuigen kunnen zijn van wat er dan gaande zou zijn in de vele kerken die overal ter wereld door het Christendom zijn gesticht, en zou de schrik ons dan niet om het hart slaan?
Vanuit die kathedralen, kerken en vergaderingsgebouwen zullen de levende gelovigen opgenomen zijn om de Here Jezus tegemoet te gaan in de lucht. Maar een uiterlijk godsdienstig vertoon, gesticht door de christelijke belijders zal zich dan op aarde nog een tijdlang blijven handhaven en massa's kerkleden zullen hun godsdienstige gewoonten blijven voortzetten in geregelde bijeenkomsten. De kerkklokken zullen nog een tijdlang hun uitnodigende klanken uitgieten over stad en dorp, en hoewel de ware gelovigen dan afwezig zullen zijn zal er nog een vorm van godsdienstigheid vastgehouden worden.
Erg rouwig zullen deze naamchristenen niet zijn wegens het vertrek der gelovigen. Neen, deze "fundamentalisten", die de Bijbel nog letterlijk geloofden, en er zelfs aan wilden gehoorzamen, werden al lang als lastposten beschouwd. Dezer dagen las ik op de voorpagina van een Protestants kerkblad de volgende hatelijke uitlating over zulke Bijbelgelovigen. “Het fundamentalisme lijkt een rotsvaste zekerheid, maar het is een splijtzwam, een kerkelijke terreur." (Dr C. J. Munter in "Hervormd Nederland") Die Bijbelgelovigen zullen uit de kerken der toekomst verdwenen zijn, maar de diensten gaan automatisch door. De kerkorgels zullen nog prachtige koralen spelen, en de menigte zal, al is het niet van harte, nog godsdienstige liederen meezingen, en ambtsdragers in toga zullen hun prediken over sociale gerechtigheid en verzoening. Maar aan dit godsdienstige voertuig zullen de remmen ontbreken, en zo'n voertuig heeft zo ongeveer honderd percent kans ergens te pletter te lopen.
De verdwenen gelovigen waren tempels waarin de Heilige Geest woonde, en hun invloed weerhoudt nu nog de volledige afval in de kerken. Met de gelovigen zal dan de Heilige Geest van de aarde verdwenen zijn, en waar nu vele gelovigen zich met verontwaardiging verzetten tegen de voortschrijdende ontkerstening en de vooruitgang van ongerechtigheid, die zich in het geheim, maar steeds meer openlijk zullen ontwikkelen, daar zullen na hun opname alle morele en geestelijke remmen ontbreken en daalt het kerkelijk voertuig met versnelde vaart de afgrond tegemoet. De evolutieleer bijvoorbeeld zal geen bestrijders meer hebben en allerlei satanische leringen zullen de boventoon voeren met tovenarij, bijgeloof, sterrenwichelarij die de massa in de greep van sensatie kluisteren, zodat de Bijbel als een verouderd museumstuk niet meer aan het woord komt. Inderdaad kunnen we het ernstige en verschrikkelijke Bijbelwoord op die toekomstige toestand toepassen: "Daarom zal God hun een kracht van dwaling zenden, zodat ze de leugen geloven, en allen geoordeeld worden die de waarheid niet hebben geloofd, maar een welbehagen hebben gehad in de ongerechtigheid.” (2 Thess. 2:11,12) Op deze wijze zal deze vorm van godsdienst, oorspronkelijk uit het Christendom afkomstig, meer en meer bereid gemaakt worden om onder de macht van de antichrist te komen en eindelijk zal men zelfs de vorm en het belijdenis van het Christendom en van den Vader en den Zoon geheel prijsgeven. Deze afval zal zich ontwikkelen tot volledige tegenstand tegen de drie manieren waarop God bereid was in relatie met de mens te treden.

  1. Wat Gods relatie tot de van Adam afstammende natuurlijke mens betreft, zal de mensheid de mens der zonde aanbidden, die aan God gelijk wil zijn.
  2. Wat het Jodendom met de wet en tempeldienst betreft zal de Joodse valse profeet, "de wetteloze", zich in de tempel te Jeruzalem zetten als ware hij God.
  3. Wat de Christenheid betreft, daarop is 2 Thess. 1:11,12 van toepassing. De kerkleer wordt een kracht der dwaling, één grote leugendienst van Satan. Inderdaad gaat de wereld der ongelovigen een verschrikkelijke tijd toegemoet en we moeten toegeven dat we vlak bij deze tijd zijn, als we zien wat er vandaag in deze wereld, in het Jodendom en in de Christenheid gebeurt. Dit alles zal leiden tot wat de Schrift "De grote verdrukking" noemt.
De komst van de antichrist neemt in de Schriften een belangrijke plaats in. Voortzeggingen over hem vinden we al in de profetieën van het Oude Testament, terwijl de Heer Jezus en de apostelen verschillende malen van hem spreken. De uitdrukking "grote verdrukking" beschrijft maar ten dele wat er dan zal gebeuren met de aardbewoners, zowel met de Joden als met de andere volken. Laat ons eerst zien wat het voor de nu in de staat Israël samenwonende Joden zal betekenen . De profeet Jeremia spreekt duidelijk over Israël's verdrukking in zijn woorden: "Want zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik in het lot van mijn volk Israël en Juda een keer breng, zegt de Here, en hen terugbreng in het land dat ik aan hun vaderen gegeven heb, zodat zij het zullen bezitten. Dit nu zijn de woorden die de Here over Israël en Juda gesproken heeft. Want zo zegt de Here, angstgeschrei horen wij, schrik, en geen heil. Vraagt toch en ziet, of een man baart, waarom zie ik iedere man met zijn handen aan zijn heupen als een barende en heeft elk gelaat een lijkkleur gekregen? Wee, want groot is die dag, zonder weerga, een tijd van benauwdheid is het voor Jakob, maar daaruit zal hij gered worden. Op dien dag zal het gebeuren luidt het woord van den Here der heerscharen, dat Ik het juk van hun hals zal verbreken en hun banden zal verscheuren, vreemden zullen hen niet meer knechten, maar zij zullen den Here, hun God dienen en David hun koning, dien ik hun verwekken zal." (Jeremia 30:3-9) In deze Bijbelplaats vallen ons drie dingen op, allereerst, dat de Joden in de staat Israël zullen samenwonen en dat over hen eerst onbeschrijfelijke onheilen zullen losbreken, maar dat er op het einde de verlossing en zegen over hen zal komen. Deze grote verdrukking zal plaats vinden na de opname van de Gemeente, maar vóór de komst van Christus als Messias voor Israël. De profeet Daniël bevestigt deze feiten. Nadat hij in hoofdstuk 11:36-45 over de wandaden van de antichrist heeft gesproken, voegt hij daaraan toe: "Te dien tijde zal Michaël opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat, en er zal een tijd van grote benauwdheid zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op dien tijd toe. Maar in dien tijd zal uw volk ontkomen, al wie in het boek geschreven wordt bevonden." (Dan. 12:1) Ook hier zien we, dat de in Israël teruggekeerde Joden met de wandaden van de antichrist zullen te maken hebben, waarna de Messias zal ingrijpen ten gunste van Zijn volk, maar dat vóór Zijn komst de Joden door een tijd van benauwdheid moeten gaan, zoals nooit tevoren mogelijk geacht is. De Heer Jezus heeft zelf ook over deze periode gesproken. Als antwoord op de vraag van zijn discipelen: "Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn? En wat is het teken van uw komst en van de voleinding der eeuw?", zei de Heer: "Wanneer gij dan de gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door Daniël de profeet, zult zien staan in de heilige plaats (die leest, lette er op!) dat dan, die in Judea zijn, vluchten naar de bergen, die op het dak is, kome niet af om de dingen uit zijn huis te halen, en die op het veld is, kere niet terug om zijn kleed te halen. Doch wee de zwangeren en zogenden in die dagen! En bidt, dat uw vlucht niet geschiede des winters, noch op een sabbat. Want alsdan zal er een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is van het begin der wereld tot nu toe, en ook niet weer zijn zal. En indien die dagen niet verkort werden, geen vlees zou behouden worden, maar om der uitverkorenen wil zullen die dagen verkort worden." (Matth. 24:15-22, Markus 13:14-20) Deze voorzeggingen van de Heer Jezus zijn van het grootste belang, omdat ze de genoemde verdrukking in verband brengen met wat Daniël over deze periode voorspelde, waardoor zowel de oorzaken als het tijdstip van deze onheilen kunnen bepaald worden. (Dan. 12:11,9,27) Vergelijken we de juist gelezen schriftgedeelten met andere, dan krijgen we een beeld van wat er dan met de Joden zal gebeuren. Er zal dodelijke vijandschap en oorlog tegen hen zijn van de zijde van Syrië met de ruggesteun van Rusland en zijn satellieten, en tengevolge van deze dreiging zal Israël bondgenoten zoeken.
Amerika zal na het vertrek der gelovigen erg verzwakt overblijven, terwijl Rome (het Verenigd Euopa) weer een wereldmacht zal worden. Met het staatshoofd van het herstelde Romeinse rijk zullen de Joodse leiders, die de meerderheid van hun volk vertegenwoordigen, een zevenjarig verbond sluiten. "En hij (het Romeinse staatshoofd) zal een verbond sluiten met de meerderheid (der Joden) voor één week (van zeven jaar), maar in de helft der week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden, en omdat zij (de Joden) de afgoderij zullen toelaten, zal er een verwoester komen, en tot aan het einde, dat vaststaat, zal verwoesting komen over de onheilsstad. (Jeruzalem) "(Daniël 9:27, vertaald naar de Franse J.N. Darby vertaling) Van de zeventig jaarweken, voorspeld door Daniël tot de komst van de Messias, ontbreekt nog juist één jaarweek, deze periode van zeven jaar, zodat na drie en een half jaar na de opname van de gemeente de antichrist zich in de tempel te Jeruzalem zal neerzetten, om tot afgoderij te dwingen. (gruwel is afgod, vleugel is bescherming, woest is geruineerd) Wel had het Romeinse staatshoofd in dit zevenjarig verbond, beloofd dat hij Israël zou beschermen en vrije uitoefening van hun godsdienst, de Oud-Testamentische tempeldienst, garandeerde, maar samen met de Joodse antichrist, en onder de druk van Satan, wordt dit verbond verbroken, zodat de dagelijkse offers moeten ophouden en plaats maken voor de aanbidding van een afgodsbeeld dat in de tempel gezet zal worden: "De mens der zonde, de zoon des verderfs, die zich verzet en verheft tegen al wat God genoemd wordt of een voorwerp van verering is, zodat hij zich in de tempel van God neerzet, om aan zichzelf te laten zien, dat hij een god is." (Openb. 13:15) Over deze afgrijselijke praktijken sprak nu de Heer Jezus in de reeds aangehaalde schriftplaats uit Mattheus 24. Het plaatsen van deze gruwel of afgod met toestemming van de afvallige Leiders van het Joodse Volk, over wie daarom verwoesting zou komen, wordt door de Heer Jezus als sein aangegeven, waarop een gelovig joods overblijfsel, dat zich dan in Jeruzalem zal bevinden, onmiddellijk zal moeten vluchten. Want er zal dan een wet uitgevaardigd worden, die aan alle mensen ter wereld zal gebieden om het afgodsbeeld dat in de plaats van God in de tempel zal gezet worden, te aanbidden. En zulke afgoderij moet iedere gelovige Jood volgens de wet van Mozes weigeren. Op dat ogenblik zal de grote verdrukken werkelijk beginnen. Er zal een onvoorstelbare Jodenvervolging losbreken, speciaal tegen die gelovig werden. Maar door Gods barmhartigheid zal deze verschrikkelijke slachting maar een beperkte duur hebben, namelijk drie en een half jaar, de halve jaarweek van Daniël. Deze tijd wordt in de Openbaring ook twee en veertig maanden of duizend tweehonderd en zestig dagen genoemd, een periode die overeenkomt met het getuigenis van twee knechten van God in Jeruzalem en met de oordelen die het gevolg zijn van ongehoorzaamheid aan hun roep. Gedurende deze periode zal de duivel, die intussen uit de hemel op de aarde zal verbannen zijn, zijn haat en woede jegens het overblijfsel der Joden botvieren: "En de draak (Satan) werd vertoornd op de vrouw (Israël) en hij ging op weg om krijg te voeren tegen de overigen van haar zaad, die de geboden Gods bewaren en de getuigenis van Jezus hebben." (Openb. 12:17) Satan, hier de draak genoemd, zal aan het Romeinse staatshoofd, hier het eerste beest genoemd, zijn macht, troon en energie verlenen, om samen met de Joodse antichrist alle geloof in God op aarde uit te roeien. Daarom bestaat er in de wereldgeschiedenis niets dat met deze tijd van gruwelen en bloedbaden kan vergeleken worden. Alles zal dan, van hoog tot laag, satanisch zijn, duivels van oorsprong en uitwerking. Onnoemelijk lijden en hopeloze ellende, zoals alleen de duivel die uitdenken en uitwerken kan zal wereldwijd heersen. Gods wil met dez verdrukking zal zijn dat ze “zien op Hem die zij doorstoken hebben”.
De grote verdrukking wordt ook in het zevende hoofdstuk van de Openbaring genoemd. Eerst worden er honderd vier en veertig duizend uit de twaalf stammen van Israël verzegeld, allen Joodse gelovigen. Maar daarna is er sprake van een grote menigte die uit de andere volken tot geloof zullen komen als gevolg van de prediking van het evangelie van het koninkrijk door deze Joden. "Na deze zag ik, en zie, een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natie, en geslachten en volken en talen, staande voor de troon en voor het Lam, bekleed met lange witte klederen, en palmtakken in hun handen. En zij riepen uit met luide stem, zeggend: "Het heil zij onzen God, die op de troon zit, en het Lam!" (Openb. 7:9-10) Een van de oudsten legt aan Johannes dit tafereel uit. "Deze zijn het, die uit de grote verdrukking komen, en zij hebben hun lange klederen gewassen, en ze wit gemaakt in het bloed van het Lam." (Openb. 7:14) Daaruit begrijpen we, dat uit alle andere volken als Israël, velen bekeerd zullen worden, maar dat ze door de grote verdrukking moeten gaan. Want deze verdrukking zal alle landen der wereld omvatten. Alles zal volledig antichristelijk en goddeloos zijn.
Welnu, zoals Henoch vóór de zondvloed werd opgenomen, zoals Josia stierf vóórdat Gods oordelen uitbraken, zo heeft ook de levende Gemeente van Christus de kostbare belofte, opgenomen te woden vóór de grote verdrukking. "Omdat gij het bevel bewaard hebt om mij te blijven verwachten, zal ook ik u bewaren vóór de ure der verzoeking die over de gehele wereld komen zal om te verzoeken hen die op de aarde wonen." (Openb. 3:10) De levende gemeente der ware gelovigen, nu verstrooid temidden van de kerken en groepen, zal dus vóór de grote verdrukking opgenomen worden. Want het is deze verdwijning der gelovigen die de afval zal bespoedigen en de weg banen voor de antichrist. Alle ongelovigen zullen het beest aanbidden. (Openb. 13:5-8). Sommigen hebben beweerd, dat het feit dat hier in de Openbaring over gelovigen op aarde gesproken wordt, noodzakelijk inhield dat het de gemeente is die door de grote verdrukking gaat, maar we bewijzen met de Schrift dat dit onjuist is. De Schrift leert duidelijk dat de gemeente in de hemel zal opgenomen zijn vóór deze periode van zevenjarige beproeving. In het negentiende hoofdstuk van de Openbaring zien we de Heer Jezus uit de hemel verschijnen, om de legers van het beest en de valse profeet te vernietigen (Openb. 19:11-21). Zoals ook in 2 Thess. 2 gezegd wordt, dat de Heer deze wetteloze zoon des verderfs, zal vernietigen. "Dan zal de wetteloze zich openbaren, dien de Here Jezus zal verdoen (of verteren) door de adem van zijn mond en machteloos zal maken door Zijn verschijning als Hij komt."(v. 8). Nu lezen we ook in Colossenzen 3:4: "Wanneer Christus, ons leven zal geopenbaard worden, dan zult ook gij met hem geopenbaard worden in heerlijkheid." Teruggaand naar Openbaring 19 bemerken we, dat de Heer Jezus niet alleen uit de hemel zal komen, maar "De heirlegers die in den hemel zijn volgden hem op witte paarden, bekleed met wit, rein fijn lijnwaard." (vers 14) Uit Openb. 19:8 lezen we, dat het fijne lijnwaard de "gerechtigheden der heilige" zijn. Hieruit maken we op, dat de heiligen, de gelovigen uit onze periode, tezamen met Christus uit de hemel komen. Er is dus een tijdstip waarop ze eerst tot Hem naar de hemel zijn gegaan. Welnu de verdeling van de Openbaring verklaart veel over dit onderwerp, zie hoofdstuk 1 vers 19: 1) De dingen die ge gezien hebt, Jezus als rechter over de Christenheid en haar geschiedenis. 2) De dingen die zijn, de gemeente op aarde van de Pinksterdag tot de opname, historisch gezien. 3) De dingen die daarna komen zullen, of de gerichten op aarde na de opname van de gemeente. Daarom is het zo treffend, dat direct, nadat Laodicea uit de mond van de Heer gespuwd wordt, ons een blik in de hemel vergund wordt, en wat zien we daar? Welnu, de heiligen van de Gemeente. Vier en twintig oudsten stellen deze verheerlijkte gelovigen in de hemel voor. Hun opname wordt in 1 Thess. 4:16 en 1 Cor. 15:52 genoemd en heeft, als het ware, plaats, tussen het derde en vierde hoofdstuk van de Openbaring. Hun kronen bewijzen dat ze koningen zijn en hun lange klederen, dat ze priesters zijn, en dat zijn juist de twee karaktertrekken van ONS, gelovigen van vandaag. "Hem, die ons liefheeft, en ons van onze zonden gewassen heeft in Zijn bloed, en ONS gemaakt heeft tot koningen tot priesters voor zijn God en Vader, hem zij de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheid! Amen. (Openb. 1:6) Het is duidelijk dat op hetzelfde ogenblik waarop deze heiligen in den hemel zijn, er op aarde de 144.000 en de ontelbare schare der verlosten zullen zijn. Het zijn dus geheel van elkaar verschillende groepen. Deze menige uit de volken, die na de opname van de gemeente op aarde zullen gered worden, hadden nooit tot de belijdende Christenheid behoord, ze worden door de grote verdrukking heen gevoerd naar de zegeningen van het Koninkrijk van Christus, maar ze behoren niet tot de Gemeente. De Heer Jezus bedoelde duidelijk Joodse gelovigen als Hij in Matth. 24 spreekt over hen die in Judea zijn. Deze moeten dan bidden, dat hun vlucht niet op een sabbat valt, woorden die alleen maar zin hebben voor Joden onder de wet. Ook de waarschuwing tegen valse Christenen heeft voor Christenen, die geloven dat Jezus aan Gods rechterhand zit, geen zin.
De verwachting van de Gemeente is een blijde hoop, niet verduisterd door de angst voor de grote verdrukking. Met blijdschap verwachten we Hem, en deze hoop bemoedigt, sterkt en heiligt ons. (1 Joh. 3:3) Gelovigen komen nooit in enig toekomstig oordeel. (1 Thess. 1:9, 10, Joh. 5:24). Na de grote verdrukking komt de Heer MET de Zijnen uit de hemel, om Zijn rijk op te richten. Machtige natuurverschijnselen zullen deze verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland Jezus Christus vergezellen. De wereld die Hem kruisigde, zal in wanhoop en paniek weeklagen, zoals de goddelozen in Noach's dagen, toen de wateren stegen en allen verzwolgen. Vliedt NU naar het kruis, om van die komende toorn verlost te zijn. "Geloof in de Heer Jezus en gij zult behouden worden."

“Bijbelcursus Oudewater”
Paul Christiaanse
Herman de Manstraat 8
NL-3421 HX Oudewater
Tel. 0348 562108
e-mail:paulchristiaanse@planet.nl