ZWO, wat is dat?![]()
De Z van ZWO Waarom ZWO? De term ZWO is niet zomaar ontstaan. Het is het gevolg van een langdurig proces. Niet alleen in de gemeenten is het idee ontstaan dat deze werksoorten bij elkaar horen, ook landelijk en zelfs op wereldwijde schaal is dat het geval. Vanuit de geschiedenis is de onderscheiding verklaarbaar. Daarbij lijkt de Zending de oudste papieren te hebben. Maar met de verkondiging van het evangelie is er ook altijd sprake van diakonaat: de hulp aan de weduwe, de wees, de arme en de vreemdeling. In het optreden van Jezus is zijn aandacht voor de stoffelijke noden van de mensen overduidelijk aanwezig. Zo lezen we bijvoorbeeld in Matheüs 9:35: 'En Jezus ging alle steden en dorpen langs en leerde in hun synagogen en verkondigde het evangelie en genas alle ziekte en alle kwaal.' Ook wat we nu Werelddiakonaat noemen, vinden we al in de bijbel vermeld: de gemeenten in Klein Azië ondersteunen de gemeente in Jeruzalem (2 Corinthiërs 8 en 9). Daarnaast is de belijdenis 'Jezus is Heer' van wereldschokkende betekenis! Het heeft de religieuze en culturele fundamenten van het toenmalige Romeinse wereldrijk veregaand beïnvloed. Het brengt structurele verandering teweeg. Daarin vinden we al iets terug van wat Ontwikkelingssamenwerking wil: verandering van die structuren die mensen tot armoede dwingen. Maar al eerder, in de tijd van het Oude Testament, klagen de profeten de machthebbers aan: "... Omdat zij de rechtvaardige voor geld verkopen en de arme om een paar schoenen ..." (Amos 2:6b). Zwo is een kerkelijke aangelegenheid. Gelovigen worden er op uitgestuurd: 'Ga aanstonds de straten en stegen der stad in en breng de bedelaars en misvormden en blinden en lammen hier. ... want mijn huis moet vol worden.' (Lucas 14:21b-23). Het kenmerkende voor ZWO is, samen met anderen 'gezonden zijn'. Zoals gezegd betreft dat niet uitsluitend de verkondiging, maar evenzeer het diakonaat en het bevormderen van gerechtigheid. God leidt mensen naar zijn koninkrijk. God houdt van mensen. Daarom moet het verhaal van Jezus in de wereld worden. Dat getuigenis kunnen wij ook brengen door onze solidariteit te tonen. Daarom doen wij aan de dienst en gerechtigheidsbevordering. Wij zijn 'gevangenen' in Jezus' liefde. Dat is de drijfveer voor het werk van ZWO. De Z van ZWO Iedere kerk is uit zendingsactiviteiten ontstaan: de kerk van Rome beroept zich erop te zijn ontstaan door missionaire arbeid van Petrus en van Paulus. Volgens overleving zou Marcus de stichter zin van de Koptische Kerk van Egypte, die al in de eerste eeuw na Christus is ontstaan. In de zevende en achtste eeuw is het evangelie door toedoen van Willibrord en Bonifatius vanuit Engeland en Ierland naar óns land gebracht. De verbreiding van het evangelie vanuit Europa naar andere werelddelen begint in de vijftiende en zestiende eeuw. Met ontdekkingsreizigers en veroveraars trekken ook missionarissen en zendelingen naar andere continenten om het evangelie te verkondigen. De protestantse Zending in Nederland dateert van de zeventiende eeuw. In de zeventiende en achttiende eeuw trokken protestantse Hollandse kooplieden onder de vlag van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) de wereld in. In hun gezelschap bevonden zich 'ziekentroosters' en predikanten. De VOC had niet alleen oog voor de handelsbelangen, maar bouwde ook kerkgebouwen, bestemd voor de Hollandse handelskolonies in de verschillende landen. Hoewel het hierbij niet in de eerste plaats ging om de verkondiging van het evangelie aan verre volken, is uit dit werk toch bijvoorbeeld de kerk van Ambon voortgekomen. Aan het einde van de achttiende eeuw, de tijd van de Bataafse Republiek in Nederland, sluiten individuele christenen zich aaneen om samen verantwoordelijkheid te dragen voor de voortgang van het evangelie onder de volken. Zij vormen vriendenkringen of genootschappen, zoals bijvoorbeeld het Nederland Zendeling Genootschap (1797). De negentiende eeuw, ook wel de zendingseeuw genoemd, geeft een beeld te zien van zeer grote zendingsactiviteiten. In het begin van de twintigste eeuw gaan verschillende protestantse zendingsverenigingen en vriendenkringen meer met elkaar samenwerken. Binnen de Gereformeerde Kerken in Nederland werd Zending in 1896 een offiële kerkelijke taak. Ook binnen de Nederland Hervormde Kerk wint de opvatting dat kerk en Zending bij elkaar horen steeds meer terrein. Mensen als Hendrik Kraemer, de grote zendingspionier (1888-1965), hebben daartoe bijgedragen. In 1951 dragen de zendingsgenootschappen (uitgezonderd de Gereformeerd Zendingsbond) hun werk over aan de Generale Synode van de de Nederlands Hervormde Kerk. Deze roept de Raad voor de Zending in het leven, die belast wordt met de uitvoering van het zendingswerk. Zending heeft altijd met woord en daad plaats gevonden. Van dat laatste getuigen nog altijd de vele ziekenhuizen en scholen die uit het werk van de Zending zijn ontstaan. De Zending heeft zich ook meestal ingezet voor diakonale taken. Maar die diakonale taken waren ondergeschikt aan het belangrijkste doel van de Zending: de verbreiding van het evangelie (binnen de Gereformeerde Kerken werd in het verleden wel gesproken over hulp- of nevendiensten naast Zending als hoofddienst). Voor zover we nu nog van een zendings-invalshoek spreken in het totaal van ZWO, betreft het vooral de steun aan werk dat zelfstandige kerken uitvoeren voor de communicatie van het evangelie in hun eigen situatie. Ook de steun aan initiatieven voor ontmoeting en dialoog met andere godsdiensten zou men een zendings-invalshoek kunnen noemen. Maar hierover ontstaan ook spanningen binnen de kerken, omdat er verschillend gedacht wordt over het evangelie als enige weg naar het heil. Het begrip dialoog heft het getuigenis niet op. In de dialoog kan het moment komen dat ons om een getuigenis gevraagd wordt. Ook wanneer dat niet gebeurt kan een getuigenis op allerlei manieren in de dialoog aanwezig zijn. De apostel Paulus moedigt ons aan: '... heiligt de Christus in uw harten als Here, altijd bereid tot verantwoording aan al wie u rekenschap vraag van de hoop die in u is, doch met zachtmoedigheid en vreze, en met een goed geweten ...' (1Petrus 3:15). Europese christenen in de minderheid. In het begin van deze eeuw bestond de wereldkerk nog voor de helft uit Europeanen. Nu vormen bewoners van ons werelddel daarin de minderheid. Ruim 25% van de Nederlanders zegt geen godsdienst te hebben. Anders-gelovigen wonen bij ons in de straat. Onze kerken staan vandaag voor dezelfde uitdaging als kerken elders in de wereld. Wat doet de Zending? De samenwerking met kerken overzee veranderde, toen men begon in te zien dat de tijd van planten, van groei en uitbreiding door de Westerse kerken, voorbij was. De steun aan partnerkerken op basis van gelijkwaardigheid kwam daarvoor in de plaats. Tegenwoordig werken onze kerken niet alleen samen met reformatorische kerken in Aziatische landen. Afrika, Latijs-Amerika en het Midden-Oosten, maar ook met Anglicanen, Methodisten, Baptisten en Pinksterkerken. Sommige kerken van overzee vragen ons nog om toerustingspredikanten, theologische docenten en artsen. De meeste Derde Wereldlanden beschikken echter zelf over voldoende deskundig kader. Daarom verleent de Zending nu vooral financiële steun an kerken en projekten, op het gebied van: evangelieverkondiging plattelandsontwikkeling gemeenteopbouw onderwijs kadervorming jeugdwerk theologische opleiding studentenpastoraat medisch werk studiebeurzen sociaal opbouwwerk Tegenwoordig is Zending dus: steun geven aan partnerkerken op basis van overleg en samenwerking. In het ZWO-werk respecteren we de culturele achtergronden en tradities van de mensen daar. We sturen een arts of een theoloog uit, wanneer de partnerkerk van overzee daarom vraagt. Omgekeerd hebben wij hun oordeel over ons kerk-zijn ook hard nodig. De W van ZWO Het Werelddiakonale werk van de kerken heeft impulsen gekregen in de jaren twintig en dertig van deze eeuw, terwijl na de watersnoodramp van 1953 het verlangen ontstond om het werk structureel te organiseren. Zo is het werk uitgegroeid tot wat het nu is en maakt het een fundamenteel onderdeel uit van de diakonale opdracht van de kerken. Oorspronkelijk richtte het Werelddiakonaat zich vooral op hulp bij rampen en aan vluchtelingen. De (oecumenisch georganiseerde) hulpverlening vormde tevens een belangrijke aanzet tot het ontstaan van de Wereldraad van Kerken. Na verloop van tijd kwam er ook aandacht voor sociale en sociaal-economische projecten en voor steun aan initiatieven van (vooral kerkelijke) partners tot verandering van de structuren van de samenleving. Het volgende (overbekende) voorbeeld kan dit illustreren: Wie iemand ontmoet die honger heeft, zal hem te eten geven. Hij of zij zal ervoor zorgen dat er morgen niet weer honger geleden wordt. Het Werelddiakonaat verschaft de hongerende een vis, maar zorgt ook voor een hengel. Vervolgens maakt het zich sterk voor viswater en visrechten. We kunnen niet volstaan met het barmhartig lenigen van nood. Pas als de oorzaak daarvan is weggenomen, is er sprake van gerechtigheid. Barmhartigheid en gerechtigheid zijn in het (wereld)diakonaat onlosmakelijk met elkaar verbonden. In Psalm 72:12-14 wordt deze 'koninklijke' opdracht van de gelovigen treffend weergegeven: 'Voorwaar, hij zal de arme redden, die om hulp roep, de ellendige, en wie geen helper heeft; hij zal zich ontfermen over de geringe en de arme, hij zal de zielen der armen verlossen. Van druk en geweld zal hij hun leven bevrijden, hun bloe zal kostbaar zijn in zijn oog' Activiteiten van het Werelddiakonaat
Voorbeelden: de Raad van Kerken in Zuid-Korea, de Braziliaanse Commissie voor de Rechten van de Indianen.
De O van ZWO Binnen de kerken heeft de term Ontwikkelingssamenwerking een brede betekenis. Ontwikkelingshulp - het overdragen van kennis en kapitaal - is maar een onderdeel van Ontwikkelingssamenwerking. Het gaat bij Ontwikkelingssamenwerking om veranderingen van politieke en economische structuren in rijke landen en in arme landen en om het overbruggen van tegenstellingen tussen die landen en tussen de mensen binnen die landen. Mede door het ontstaan van de Wereldraad van Kerken heeft Ontwikkelingssamenwerking vaste voet gekregen in de kerken. Vooral de vergadering van de Wereldraad in Upsala (1968) heeft daartoe bijgedragen. Daar zijn de kerken uit de Derde Wereld indringende vragen gesteld over de samenhang tussen economie, macht, bewapening, armoede en (neo)kolonialisme. Binnen de Gereformeerde Kerken werd in deze tijd de Kommissie Ontwikkelingssamenwerking (KOS) ingesteld. Binnen de Nederlands Hervormde Kerk onstond de Commissie Ontwikkelingssamenwerking, Diakonaar en Zending (ODZ) De voornaamste taak van deze commissie betreft de '2%-actie'. Door deze gang van zaken nam de aandacht van de kerken voor gerechtigheidsvragen toe. De vergadering van de Wereldraad in Canberra (1991) heeft dit nog eens extra benadrukt. Vragen over milieu en vrede kunnen en mogen niet meer los gezien worden van de vraag naar gerechtigheid. Ontwikkelingssamenwerking is dus zowel een zaak van overhevelen als van particuliere organisaties (waaronder de kerken). In Nederland kennen we zelfs een vorm van nauwe samenwerking tussen de overheid en particuliere organisaties, de zogenaamde medefinanciering: de overheid stelt geld beschikbaar aan particuliere organisaties om te besteden in de kader van ontwikkelingssamenwerking. Voor dez werkwijze is gekozen omdat particuliere organisaties dichter bij de basis kunnen werken dan de overheid, die alleen via overheidsinstanties in het betreffende land kan werken. Bovendien kan de politieke situatie in sommige landen ontwikkelingshulp op overheidsniveau in de weg staan. ICCO (Interkerkelijk organisatie voor ontwikkelingssamenwerking) is de protestantse 'medefinancierdersorganisatie' en één van de deelnemers in ZWO. Zoals uit het voorgaande blijkt vormt het werk van ICCO één van de aspecten van het brede begrip ontwikkelingssamenwerking. Bewustwording Vooral in rijke landen zijn mensen zich vaak niet of onvoldoende, bewust van hun eigen rol in de arm-rijk problematiek. ZWO probeert deze bewustwording op gang te brengen via bezinningsthema's als 'Toekomst Delen Wereldwijd'. Onderwerpen die daarbij aan de orde komen:
De ZWO-organisaties willen zich niet onbetuigd laten op politiek en economisch vlak. Het spreken hierover kan een getuigenis vormen inzake het komende Koninkrijk Gods, waarvan Jezus de contouren schetst als Hij zegt: 'De Geest des Heren is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen; en Hij heeft Mij gezonden om aan gevangenen loslating te verkondigen en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aangename jaar des Heren' (Lucas 4:18-19). Met de verwijzing naar het oudtestamentische jubeljaar (het aangename jaar des Heren) plaatst Jezus zijn prediking midden in de alledaagse werkelijkheid, zoals Hij dat deed door zijn daden.
|